Jesaja 50,4-7 – zr. Margriet

Inleiding:

De zee doorgegaan en de tocht begonnen, zijn we gekomen op onze 6e pleisterplaats op onze weg naar Jeruzalem, allen van harte welkom. Laten we hier weer een moment vertoeven en rusten, wetend van Zijn nabijheid; de Eeuwige in wie wij geloven: Vader, Zoon en H. Geest.
Deze 40 dagen zijn we op weg gegaan als pelgrims, een pelgrimstocht. Veertig dagen woestijn, symbool voor onze levensweg, symbool voor onze geestelijke reis. We naderen nu Jeruzalem, is dit het einde van de tocht…. of het begin van iets nieuws?
Toen we de tocht begonnen, vol hoop op uittocht uit onmacht, angst, tegenslag, gingen we op weg naar bevrijding, nieuw leven. Als we niet meer konden hebben we gewacht, gewacht tot het weer ging en zijn we eenvoudig voortgegaan. We namen de weg zoals die kwam met z’n voor en tegen, probeerden niet teveel om te zien en niet teveel vooruit.
Muren en hekken we kwamen ze meer en meer tegen, maar de Schrift belevend zijn we zoals alle pelgrims, grensgangers.
Samen met anderen wandelen we in die stroom van mensen op weg, en ook al moet ieder die weg alleen gaan, we worden mensen voor elkaar. Maar bovenal we hebben naast ons degene die zegt: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.
Weg is voortbewegen, in beweging brengen, in beweging brengen van die kern in ons die weet: ik ben een vreemdeling, een gast op aarde.
Jezus is op weg naar Jeruzalem, Hij bezit niets, Hij is, bestaat, Hij incarneert wat de Waarheid zou kunnen zijn.
Telkens spreekt Hij ons moed in, ook al wordt Hij de hele geschiedenis door voortdurend gemarteld, verscheurd. Laat ons nu eerst luisteren naar wat de profeet Jesaja daarover vertelt.

Mijmeringen van een pelgrim:

Leidsman en lotgenoot die heel de weg is gegaan tot het uiterste toe.
Hij trekt nu Jeruzalem in, mensen lopen toe om Hem te verwelkomen,
straks zullen ze Hem beschimpen en kruisig Hem roepen.
Jezus ziet hen allen liefdevol aan, Hij weet, vergeeft en blijft zijn weg vervolgen tot in de diepste duisternis. Ook in ons is die verdeeldheid van juichen en beschimpen. We zien maar amper wat er gebeurt, willen niet zien ook.
Menselijke hebzucht en begeerte veroorzaken overal ter wereld telkens weer verdeeldheid. In de hongersnood van miljoenen, vernietiging van volkeren wordt Christus gekruisigd, wordt God in mensen vermoord. Die verdeeldheid, we zien het gebeuren bij Jezus’ vrienden, zelfs bij dat laatste samenzijn met Jezus, van eenheid met Hem en door Hem met elkaar, zelfs nadat ze gehoord hebben dat een van hen Hem zal verraden, volgt er twist over wie van hen de voornaamste is. Weg eenheid, de interne verdeeldheid als een tiran die ons van elkaar scheidt. Ook in het klein zijn er de verschillen die ons doen scheiden en de pijn van die onderlinge verdeeldheid doet ons of liefhebben, of haten.
Zoals Thomas Merton het zegt: op aarde zal de liefde die ons verenigt, ons doen lijden, juist door het contact met elkaar, omdat deze liefde die ons bindt, een Lichaam van gebroken beenderen samenvoegt.
Maar haat weigert die pijn van vereniging, het is zelfhaat die zichzelf waardeloos vindt, het is haat die we projecteren op anderen, uiteindelijk vernietigt ze degene die haat. En liefhebben?
Kijkend naar Christus zien we Hem zijn leven geven, geven doorheen de leegte, doorheen zijn doodstrijd levert Hij zichzelf over aan het kruis en lijdt onder de ziekelijke wreedheid van de mens.
Onbegrijpelijk dat desondanks, die liefde van God, vergevend en onvoorwaardelijk, er voor ons mensen blijft.
Onvoorwaardelijk, ja we hoeven het niet waard te zijn. Stel je eens voor wie je zou moeten zijn om Gods liefde waard te zijn. Niemand is uit zichzelf ooit écht waard door zo’n liefde bemind te worden.
Maar ongeacht onze waarde, we worden onvoorwaardelijk bemind en als we dat beseffen en toelaten, dat bevrijd. Ja, we zijn door die liefde bevrijd.
Bevrijd? Clara zegt het ons als ze zegt: ‘Zie naar Hem, die omwille van jou verachtelijk is geworden, Hij is veracht, geslagen en over heel zijn lichaam gegeseld en onder de foltering van het kruis gestorven.
Zie naar Hem”.
Geconfronteerd met dat lijden van Christus, als we dat aanschouwen, kwetsbare mens die we zijn, wie kan dit lijden aanzien, wie heeft die innerlijke ruimte om erbij te blijven, niet te vluchten. Onder het kruis is het maar een klein clubje, de Maria’s en 1 leerling. Ze worden verscheurd. Hem te zien in zijn lijden is onverdraaglijk, maar vluchten, in de steek laten, nee…!
De duisternis, dood onder ogen zien, liever vluchten we weg van lijden, omzeilen het zoveel mogelijk. Zie naar Hem.
Door de confrontatie met dit lijden van Jezus kan de bereidheid in ons ontstaan onze zelfhaat aan te kijken, niet weg te kijken van de pijn die eenheid ons kost.
Zie naar Hem.. ‘niemand heeft groter liefde dan hij, die zijn leven geeft voor zijn vrienden.’ Hem zien vraagt dan ook te getuigen van zijn bevrijdende liefde.
God roept naar ons, dat we iedere ander als echt menselijk wezen behandelen ongeacht wie hij of zij is. Dan kan getuigen van zijn liefde al gebeuren in heel kleine dingen, ook al vergen zelfs die veel van ons. Maar toch, we weten dat Christus, die in ons leeft, mensen met elkaar wil verenigen en dan doen we zoals Hij, omgorden ons met een schort, dan delen we met elkaar het brood en de beker en hervinden we onze eenheid met zusters en broeders in Hem, dan ontdekken we God en leren we Hem kennen.
Ja, nog is er die duisternis, die confrontatie, dat ontledigingsproces, maar we hebben weet van Pasen, begin van iets nieuws, van licht.
Laat ons zo de weg vervolgen.