1 Johannes 4,7-10; Johannes 15,9-17 – zr. Johanna

Inleiding:

Lieve mensen,
Wat is liefde?
Deze vraag speelde steeds maar weer door mijn hoofd bij het voorbereiden van deze viering. De lezingen van vandaag gaan zo nadrukkelijk over liefde dat ik er niet omheen kan om het daarover te gaan hebben… maar zoals Pilatus de vraag stelde “Wat is waarheid?”, zo bleef ik mijzelf de vraag stellen “Wat is liefde? En hoe komt het toch dat het soms zo goedkoop of benauwend kan klinken?”.
Net als met het woord ‘waarheid’ is met het woord ‘liefde’ iets raars aan de hand. Ze gaan allebei over de kern van ons geloof – in God, maar ook in elkaar of in wat dan ook. Misschien zijn het wel de meestgebruikte en tegelijkertijd de meest misbruikte woorden die we spreken. Iemand die liegt zal – net zo goed als iemand die oprecht is – zeggen dat hij de waarheid spreekt, en ook zij die zich vergissen of die er totaal verschillende dingen onder verstaan, gebruiken datzelfde woord.
Zo is het ook met liefde: mensen zeggen zo gemakkelijk liefde te kennen en belangrijk te vinden, of ze zwijgen misschien, maar ik heb nog nooit iemand horen zeggen dat hij niets om liefde geeft. Van onszelf zullen we niet snel zeggen dat we liefdeloos zijn, maar het is een heel stuk makkelijker om datzelfde wel over een ander te zeggen.

Liefde en waarheid. Het zijn twee verschillende dingen, maar deze twee kunnen niet zonder elkaar bestaan zonder heel negatief te worden.
Want: wie verdraagt waarheid zonder liefde?
En wat is liefde zonder waarheid? Is dat nog wel echt liefde?

Overweging:

Ik begin met een tekst van Manu Verhulst
“’t Is alsof ze een stuk van mijn lijf hebben gesneden’ Zo verwoordde een vrouw het gemis en de leegte na de dood van haar man. Waarop de kinderen verwonderd reageerden: ‘Maar ma, ge hebt heel uw getrouwd leven ruzie gemaakt, zo erg soms dat wij als kind dachten: ‘nu gaat het gebeuren, nu gaan ze mekaar vermoorden.’ ‘Jullie verstaan dat niet’ was haar antwoord.
Inderdaad, als het over liefde gaat, is het niet meer te verstaan, liefde kent geen logica.
Moesten we kunnen kijken in het hart van de mens we zouden een onontwarbaar kluwen ontdekken van liefde en eigenliefde, van sympathieën en antipathieën, van middelpuntzoekende en middelpuntvliedende krachten. Liefde en haat liggen vaak even dicht bij elkaar als de roos en haar doornen.
Als liefde tussen mensen al zo’n raadselachtig en dubbelzinnig gebeuren is, wat dan met de liefde tot God, waar dit evangelie het voortdurend over heeft? Is de liefde tot God een begoocheling. Is het geen verkapte eigenliefde om onze eigen psychische zwakheden te verdoezelen? Is de liefde Gods geen vluchtweg als de wereld rondom ons ontgoochelt? Is godsdienst de opium van het volk, dwz. de goedkoopste drug?
Het evangelie van vandaag zet ons op weg naar een antwoord. Jezus reikt ons een meter aan om het waarheidsgehalte van onze liefde tot God te meten Er zijn twee criteria zegt Hij.
De eerste is: dat mijn vreugde in u mag zijn en uw vreugde volkomen mag worden. Onze liefde tot God is maar betrouwbaar echt als ze gelukkig maakt, niet onrustig of droefgeestig, een vreugde die tegelijk intiem en kosmisch is, een vreugde die uit het putteke van ons hart komt en toch alle mensen omvat.
Een tweede manier om te weten dat onze liefde tot God geen zelfbegoocheling is, moeten we zoeken in het gebod dat Jezus daaraan vastkoppelt om elkander te beminnen, en wel zoals Hij ons heeft liefgehad. En dat is duidelijk een liefde die een voorkeur heeft voor de zwakste.
Dit kenmerk is niet toevallig. Onze sympathie gaat van nature uit naar de sterkste, de schoonste en de machtigste. De sterkste wint. Daar is heel onze biologische evolutie op gebouwd. De sterkste overleeft en de zwakste verdwijnt. Op dat beginsel is het leven gebouwd. Christus is de revolutie in die evolutie. In plaats van het recht van de sterkste, brengt Hij de zorg voor de zwakste, zelfs als het uw vijand is.
Als de liefde tot God zich op die manier mag uitleven, zal het zeker geen zelfbegoocheling zijn, maar een enorme kracht die ons leven en ons samenleven mogelijk en menselijk maakt.”
Tot zover de woorden van Manu Verhulst.

We hoorden zojuist twee criteria, twee maatstaven voor onze liefde tot God. De eerste was: “Dat mijn vreugde in u mag zijn en uw vreugde volkomen mag worden”. Dus: Zijn vreugde in onze onvolkomen vreugde. Het is Zijn liefde die onze eigen onvolkomen liefde doet groeien. Je hoeft niet te doen alsof je liefde volkomen is of alsof je iets voorstelt (nog los ervan dat je al volkomen zou moeten zijn, want hoe kan je dat ooit waarmaken?).
Dit brengt ons bij het tweede criterium, namelijk: “In plaats van het recht van de sterkste brengt Jezus de zorg voor de zwakste, zelfs als het uw vijand is.”. Naarmate je met waarheid en liefde je eigen onvolkomenheid onder ogen kunt zien, naar die maat kun je ook met liefde naar de anderen kijken, inclusief al diens moeilijke kanten.

Gelukkig hoeven we daar niet op eigen kracht mee te beginnen. We hoeven het alleen maar door te geven, want we mogen erop vertrouwen dat God ons allang in liefde en waarheid ziet.
Ik zeg niet dat dat vanzelfsprekend is, of dat het gemakkelijk is om je daar echt aan over te geven (anders zouden we er ook niet zo veel over hoeven te zeggen). Maar het is – dat mag ik wel zeggen – de moeite meer dan waard.