Lucas 1,26-38 – zr. Angela
welkom en opening:
Zusters en broeders, op de vooravond van deze vierde zondag van de Advent bent u weer van harte welkom in het huis van onze God.
Welkom in de verwachting van de bruiloft tussen hemel en aarde in de menswording van Gods Zoon. In Hem raken hemel en aarde elkaar, ja zelfs, met psalm 85: ‘zij kussen elkaar’.
In deze verwachting beleven wij de Advent. En daarom beginnen wij elke vigilieviering met het Rorate Caeli, waarin dit ‘zij kussen elkaar’ op een bijzondere manier tot uitdrukking komt. En we combineren dat met het Hooglied, het lied van de liefde tussen God en mens. Deze mystieke dimensie van het Hooglied werd in de vroege kerk en de Middeleeuwengoed goed verstaan en uitgedragen. Maar na de bloeitijd van de Spaanse mystieken van de Carmeltraditie in de 16e eeuw (denk aan Theresia van Avila en Johannes van het kruis) is die interpretatie in de katholieke Westerse kerk helaas in vergetelheid geraakt. Om deze mystieke betekenis van het liefdeslied Hooglied weer meer onder de aandacht te brengen, hebben de zusters Benedictinessen van Sint Lioba samen met de joodse chazan (voorzanger) Chaim Storosum een Cd uitgebracht waarop zij Hebreeuwse teksten uit het Hooglied zingen. In elke vigilieviering wordt een deel daarvan ten gehore gebracht als luisterlied. U kunt de tekst in vertaling op uw rooster vinden.
Moge God, onze Schepper en Redder, ons in deze vigilie voeden met woorden die het verlangen van ons hart raken en naar Hem toe bewegen.
overweging:
We zongen in het begin van deze vigilie alle vier de verzen van het Rorate caeli. Na de schuldbelijdenis en de smeekbede om clementie in de eerste twee verzen volgt in vers 3 ineens een gelouterd gebed tot God. De bidders zijn in dit derde vers niet langer vooral bezig met zichzelf en hun eigen fouten en angsten, maar ze richten de blik op God in een zuivere smeekbede: zie, Heer, de ellende van uw volk, zend Hem die Gij wilt zenden, zend het Lam…om zelf het juk van onze slavernij weg te nemen. Alleen het Lam zelf kan ons bevrijden!
En dan, in het laatste vers, neemt God zelf het woord. Ons menselijke bidden en smeken tot God wordt opgetild en beantwoord in een toezegging van God zelf: troost u, mijn volk. Weldra zal uw redding komen. Waarom wordt gij door droefheid verteerd? Ik zal u redden. Ik ben immers uw God, de Heilige van Israël, uw Verlosser!
God komt op een wijze die onze angsten kalmeert en onze gedachten ongehoord te boven gaat. De schuldbelijdenis en angstige roep om clementie uit de eerste twee verzen, de verschuiving van de focus naar een zuivere smeekbede in vers 3 om God zelf, wordt in het laatste vers beantwoord door een ongehoorde aanzegging van God zelf: Weldra zal uw redding komen; Ik zal u redden! Hemel en aarde, zij kussen elkaar!
De beweging die in het Rorate caeli gaande is, is de beweging die ook de viering van de Advent in ons probeert te bewerken. We beginnen altijd daar waar we zijn, bij onze situatie, angsten en eenzaamheid. Vandaaruit kunnen we gaan roepen en smeken tot God. Maar Hem eenmaal ervaren is ook Hem leren kennen, en door die ervaringskennis wordt onze blik gelouterd en getrokken naar wie God zelf is. Dan, eenmaal zover gekomen, ontdekken we dat God zelf het initiatief heeft, dat Hij het Woord voert en ons langs ongehoorde wegen voert naar het land van ontmoeting en bevrijding. Hoe? Door mens te worden…. In de Advent verlangen wij naar die menswording van onze God, in verbondenheid met Maria, die door haar fiat als eerste van de gelovigen het avontuur van het geloof, de ontmoeting met Christus, is aangegaan. En met haar zien wij verlangend uit naar onze Heer en bidden wij tot Hem: ‘Draag mij als een zegel op je hart, als een zegel aan je arm.’