Johannes 10,1-10 – zr. Emmanuel
Inleiding:
Zusters en broeders, u allen van harte welkom in deze vigilieviering. Het is de vierde zondag van Pasen, de zondag van de Goede Herder, ook wel ‘Roepingenzondag’ genoemd. Of preciezer geformuleerd: ‘Wereldgebedsdag voor roepingen’. Deze benaming dekt de lading van wat er op deze dag wereldwijd heel speciaal gedaan wordt: er wordt gebeden om roepingen tot het godgewijde, religieuze leven. Die intentie mag zeker ons, die reeds gehoor gegeven hebben aan zo een roeping, en die dagelijks mogen ondervinden hoe levengevend en levensvervullend dat kan zijn, na aan het hart liggen. Maar tegelijk mogen we ons aangesproken weten door het woord van de apostel Paulus die zegt: ‘Kijk maar naar uw eigen roeping, broeders (en zusters)!’ Clara haalt dit woord van Paulus aan in haar Testament en verandert het enigszins. Bij haar staat er: ‘Erken uw roeping!’ En dat maakt het uitdagend, dat komt ons dichter op de huid. Want waar dat ‘kijken’ van Paulus nog passief kan blijven, en waarmee wel de roeping, maar niet per se ons antwoord daarop aan het licht komt, kunnen we er bij dat ‘erkennen’ van Clara niet meer onderuit. Je roeping erkennen wil zeggen: je roeping beantwoorden, beamen, doorleven. Een erkende roeping is een geleefde, levende roeping. Laten wij deze zondag niet enkel bidden om nieuwe roepingen, maar vooral ook onze eigen roeping ten volle erkennen.
Bezinning:
Het heeft iets eigenaardigs: het stukje Evangelie over de Goede Herder en zijn schapen verbinden met Roepingenzondag. Ook al weten we dat het hier een metafoor betreft, en dat het Jezus zelf is die deze metafoor gebruikt. Christus de Herder, wij Zijn schapen? Kunnen we geroepen worden van Godswege en daaraan gehoorgeven dan vergelijken met makke schapen die hun herder volgen? Ook bij schapen gaat dat trouwens niet vanzelf: ook zij kunnen behoorlijk eigenzinnig zijn, afdwalen, verloren lopen…
Maar toch. Christus de Herder, wij Zijn schapen. Het is een geliefd beeld van Jezus, want na het stukje dat wij deze zondag horen, gaat Hij er nog twintig verzen op door, die we de andere jaren op Roepingenzondag lezen. Het gedeelte dat we deze zondag lezen bevat een aantal elementen, waaruit blijkt dat het toch passend is om de metafoor van de herder en zijn schapen te gebruiken voor roeping, geroepen worden. Elementen die ons helpen onze roeping te erkennen.
Het eerste wat van belang is, is: de deur openen. Het liefst wagenwijd, maar ook als we hem slechts op een kier zetten kan God al heel wat beginnen. Maar wíj moeten hem openen. Want wanneer God roept, komt Hij niet met alle geweld binnen, werpt Hij geen barricades omver. Hij komt zelfs niet in het geniep, langs een achterdeurtje, zonder dat wij ermee instemmen. Hij roept slechts, onweerstaanbaar zacht. En wacht tot wij Hem opendoen.
Het tweede is: luisteren. Willen we onze roeping erkennen, dan moeten we luisteren. En dat gaat verder dan enkel horen. Horen is geluiden waarnemen, passief. Luisteren is wat we doen met die geluiden, actief. Als we luisteren, doen we iets met dat wat we horen. Dan geven we gehoor aan wat God van ons verlangt, gaan we in op waartoe Hij ons uitnodigt.
Dat luisteren houdt onderscheiding in. Want naast Gods stem zijn er nog vele andere stemmen die ons dagelijks omringen. Luide, opdringerige stemmen, die o zo vaker en gemakkelijker gehoord worden dan die ene, zachte stem… Als we naar die stemmen luisteren gaan we onze eigen wegen, dwalen we af, lopen we verloren. Dan gaan we onvermijdelijk doodlopende wegen.
Onderscheiding dus: welke stem is die van de Herder? Welke stem leidt mij in sporen van waarheid? Welke stem voert mij naar levengevend water?
Het laatste wat van belang is, is: willen wij de stem van de Herder kúnnen herkennen, dan houdt dat in dat we een relatie onderhouden. Dat we ons begeven in een relatie, waarbinnen wij Hem leren kennen, en ons laten kennen. Waarbinnen wij ten diepste mogen ervaren dat wij gekend zijn bij onze naam. Waarbinnen wij vertrouwd raken met zijn stem en daar steeds gevoeliger voor worden. Dat gaat niet vanzelf. Het betekent naar Hem toe gaan, Hem volgen, bij Hem verblijven. Iedere dag opnieuw. We zijn het Hem verschuldigd, zegt Clara.