Exodus 19,3-8a+16-20b, Genesis 11,1-9, Ezechiël 37,1-14 – zr. Emmanuel

Inleidend woord:

Zusters en broeders in Christus, wij zijn hier bijeen in de naam van onze God Die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Bij zijn hemelvaart had Jezus zijn leerlingen op het hart gedrukt: ‘…blijft in de stad totdat gij uit den hoge met kracht zult zijn toegerust.’ In de Handelingen lezen we dat zij inderdaad naar Jeruzalem terugkeerden, naar de bovenzaal, waar zij eensgezind bleven volharden in het gebed tot de dag van Pinksteren aanbrak.
Ook wij zijn sinds Hemelvaart ‘gebleven’, en hebben eensgezind en volhardend gebeden om de komst van de Geest. Vanavond komt ons wachten en waken, ons verlangen en ons bidden, tot een hoogtepunt. Heel deze vigilie, deze wake, ademt die ene grote bede: ‘Kom, Heilige Geest!’
Laten we ons bezinnen op wat deze bede ten diepste inhoudt, aan de hand van teksten die de Kerk ons precies vanavond voorhoudt.

Korte gedachte ter bezinning (bij Exodus 19,3-8a+16-20b):

In het boek Exodus hoorden we hoe God zich aan zijn volk openbaart. Eerst brengt Hij hen in herinnering wat ze al met eigen ogen hebben kunnen zien en ervaren, hoe Hij zich reeds te kennen heeft gegeven in hoe Hij aan hen heeft gehandeld. Vervolgens geeft Hij te kennen hoe Hij wil dat zijn volk Hem op bijzondere wijze toebehoort, en hoe Hij op bijzondere wijze aan hen wil toebehoren. En tenslotte openbaart Hij zich op ontzagwekkende wijze in wolk en vuur aan zijn volk, en Mozes voert het volk uit het kamp God tegemoet.
Zoals deze en iedere Godsopenbaring is ook de komst, de openbaring van de Geest, een initiatief van God zelf. God wil zich aan ons openbaren in en door zijn Geest, in wolk en vuur. Het is God zelf die het verlangen naar, en het bidden om zijn Geest, in ons hart heeft gelegd. Het is Gods zelf die ons doet dorsten te weten wie Hij is. Zoals de franse karmelietes Elisabeth van de Drie-Eenheid het eens uitdrukte: Hij graaft afgronden in onze ziel die Hij alleen kan vullen… Kom, Heilige Geest!

Korte gedachte ter bezinning (bij Genesis 11,1-9):

Het verhaal over de toren van Babel is de tegenhanger van het verhaal van Pinksteren. Dat is wat er gebeurt als mensen God het initiatief uit handen willen nemen, wanneer zij hun leven in eigen hand willen hebben, zelf willen bepalen en beschikken. Volgens het boek Genesis is het God die, om daar een stokje voor te steken, verwarring brengt in de taal van de mensen en hen uiteendrijft. Maar ten diepste is dat het onvermijdelijke gevolg als mensen zelf over hun eigen leven willen gaan beschikken en vooral daarop gericht zijn. Het voert tot een ik-gerichtheid die wegvoert van het wij-gevoel, van gemeenschapszin. Het voert tot tweedeling, tot verdeeldheid, tot onvermogen om elkaar te verstaan. Het voert uiteindelijk mensen ook weg van zichzelf, want ieder mens verlangt ten diepste naar gemeenschap en verbinding, en juist in dit verlangen zijn mensen beeld van God, die ook voortdurend op verbinding en relatie uit is, over steeds weer nieuwe grenzen heen. Het is de Geest die ons één maakt. Het is de Geest die ons bijeenhoudt. Kom, Heilige Geest!

Korte gedachte ter bezinning (bij Ezechiël 37,1-14):

In hun verlangen naar gemeenschap en verbinding zijn mensen beeld van God. Maar waar mensen het contact met dit verlangen kwijt zijn worden ze tot losse, en daarom dorre beenderen. Niet langer verbonden, niet langer een levend lichaam vormend. Droog en dor.
In zo’n situatie vervliegt de hoop en klampen mensen zich vast aan ‘staat en stand en eigen wijsheid’. Maar Goddank: God laat ons niet over aan ons lot. Hij zendt ons zijn Geest, als het gedruis van een hevige wind, die ons loswoelt, omwaait, ontwortelt. Het is de Geest die ons ‘uit eigen aard en huid’ naar iemand toe beweegt: naar God en naar elkaar. Het is de Geest die ons met elkaar verbindt, als ledematen van één lichaam, het lichaam van Christus. Zo heeft God ons bedoeld, Hij ‘heeft het lichaam zo samengesteld, opdat er in het lichaam geen verdeeldheid zou zijn en de ledematen eendrachtig voor elkaar zouden zorgen. Wanneer één lid lijdt, delen alle ledematen in het lijden; wordt één lid geëerd, alle ledematen delen in de vreugde.’ Dat het zo moge zijn: kom, Heilige Geest!

Uitleidend woord:

De apostel Paulus schrijft aan de christenen van Rome: ‘De Geest komt onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen…’
Laten wij daarom, in het vertrouwen dat de Geest zelf in ons bidt, nog een keer vurig bidden om de komst van de Geest.