Jesaja 50,4-7 en Franciscus’ verhaal over de echte vreugde – zr. Angela

Inleiding:

Zusters en broeders in Christus, wij zijn hier bijeen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
Van harte welkom in deze vigilieviering op de vooravond van Palmpasen en de Goede Week. Welkom in het huis van onze God die onze dorst kent en een bron voor ons slaat.
De veertigdagentijd wordt gezien als een woestijntijd. We komen daarin onze dorst tegen, die zich ook uit in dorst naar leerlingschap. De lezingen van vandaag gaan daarover. Wij zijn leerlingen op de weg van de levenswijsheid en van de kennis van God. Dat zijn en willen zijn, betekent dat wij daarnaar dorsten. We mogen blij zijn als we leermeesters hebben die ons in deze wijsheid en kennis inwijden. Daarover in het ‘ter overweging’ meer.
Laten wij, die hier vanavond bijeen zijn, onze oren spitsen en ons hart openen voor een woord dat onze dorst kan lessen.

Ter overweging:

Franciscus legt broeder Leo een aantal denkbeeldige situaties voor en herhaalt steeds de vraag of daarin de echte vreugde te vinden is. Al te gemakkelijke antwoorden ontmaskert hij, veel mooie dingen zijn de echte vreugde niet. Franciscus wijst succes, macht en wonderen af als graadmeters voor blijdschap, vreugde is slechts gelegen in het geduld dat een mens bewaart in tijden van tegenspoed. Franciscus schetst die tegenspoed kernachtig en beeldend: hij wordt niet meer in het moederhuis van de orde als stichter en zelfs niet als medebroeder onthaald, maar als overbodig terzijde geschoven en verwezen naar het huis van de Kruisdragers.
Franciscus vertelt dit verhaal uit eigen ervaring, naar aanleiding van zijn aftreden als generale minister. Het verhaal laat zien hoe hij ondanks miskenning en onbegrip geen slachtoffer is geworden van ongeduld, woede, irritatie, verbittering of depressie, maar zijn geduld heeft bewaard en zo zijn heil gevonden heeft. Het antwoord ‘Ga maar naar de Kruisdragers en vraag het daar maar’ heeft hem herinnerd aan wat hij altijd al ten diepste wilde: de leer en de voetstappen volgen van onze Heer Jezus Christus. Hem wilde Franciscus volgen, ook op de weg van het dragen van het kruis. Franciscus leert in dit gesprek aan broeder Leo wat de echte vreugde is, maar hij kan dat hem alleen leren door de weg die hij zelf gegaan is en gaat, de kruisweg in het voetspoor van onze Heer.
Ook de profeet Jesaja beschrijft zichzelf in het derde lied van de Dienaar van de Heer uitdrukkelijk als een leerling. Dat zegt hij tot twee maal toe. Helaas zijn precies deze woorden wegvertaald in het lectionarium, en daarom lazen we deze lezing niet uit het lectionarium maar uit de Willibrord-vertaling uit 1995. Jesaja ziet zichzelf, hoe oud hij ook is, als een leerling en daarmee als iemand die dorst naar onderricht en wijsheid. God heeft hem als een leerling leren spreken en wekt hem in de morgen om als een leerling toe te horen. Juist in tijden van nood en vervolging blijft hij als een leerling op God vertrouwen.
Bijbels en spiritueel gezien blijft een mens levenslang een leerling. Volgens Oudtestamentische gewoonte worden Joodse kinderen ingewijd in de wet en de wijsheid van de Heer en als volwassenen blijven zij daarin lernen. Daar dient de rust van de sabbat voor. Men kreeg in de loop der geschiedenis ook oog voor deugden, krachten van God die een mens leren om goed te leven, zoals geloof, hoop en liefde, en ook bijvoorbeeld matigheid, nederigheid en geduld. Tegenwoordig speelt de vraag naar competenties: hoe leer ik goed om te gaan met mijn leerlingen, collega’s, mijn personeel? Hoe kan ik een goede leraar, collega of leidinggevende zijn?
Wij staan aan de vooravond van de Goede Week, de week waarin de Heer Jerusalem binnentrekt. Hij treedt daar als leraar op in de tempel en wordt daar gevangen genomen en gemarteld. Daar loopt hij zijn kruisweg en wordt hij aan het kruis gehangen. De kerk leeft vanuit het geloof dat zijn weg levengevend is en uitloopt op de echte vreugde van Pasen: nieuw leven van Godswege door de dood heen. Kunnen wij daar iets van leren? Welk licht werpt dat op de moeilijke momenten van ons leven? Krijgen wij een woord aangereikt dat onze dorst lest?