Jesaja 60,1-6 en Efesiërs 3,2-3a+5-6 – zr. Rebecca
woord van welkom en inleiding:
U allen van harte welkom, gekomen van ver of van dichtbij naar dit huis van gebed, gekomen vanuit de duisternis buiten naar het Licht dat in het schamele onderkomen van een stal als een weerloos Kind in de kribbe ligt, en toch in staat is om ieder van ons persoonlijk te verlichten, zoals wij hier bijeengekomen zijn. Het is in Jezus’ naam dat wij ons hier verzamelen, want, zoals Paulus ons in de lezing uit de Efeziërsbrief voorhoudt, het is in Hem dat wij mede-erfgenamen zijn, medeleden en mededeelgenoten van de belofte. Het is precies dit ontzagwekkende feit dat wij op dit Hoogfeest van de Openbaring van de Heer vieren: dat in Jezus Christus de kleine kring van Gods uitverkoren volk is opengesprongen om ieder mensenkind op te nemen en in te sluiten. In Hem mogen wij weten dat Gods liefde niet voorbehouden is aan een bepaalde, kleine groep of een elite, maar beschikbaar is voor ieder die zich ervoor wil openen. Bidden wij aan het begin van deze viering, dat het verlangen naar dat Licht in ons aangewakkerd wordt en in ieder van ons mag gaan stralen.
bezinning:
Vandaag, op het hoogfeest van de Openbaring van de Heer, vieren we datgene wat er met Kerstmis eigenlijk gebeurd is. Het gebeuren van Kerstmis is ook simpelweg te groots om het helemaal in één feest te kunnen vieren. Het is de wijsheid van de Kerk dat we er de tijd voor nemen en het uitspreiden over verschillende feesten. Je kunt immers op verschillende manieren naar het gebeuren van Kerstmis kijken. Wat het eerst in het oog springt, is de geboorte van een kind. Dat alleen al is een wonder op zich: de geboorte van een kind, ieder kind, hoe dan ook. Een nieuwe, unieke en onherhaalbare mens die ter wereld komt. Theologisch en gelovig belijden we dat dit Kind dat met Kerstmis geboren is, niet enkel een mensenkind is, maar God zelf die ons menselijk bestaan kwam delen. Wat dat betekent, heeft zich tijdens en na het aardse leven van dit Kind pas gaandeweg ontvouwd. Wat in het visioen van Jesaja dat we zojuist hoorden al werd voorspeld en beeldend wordt uitgedrukt in het evangelieverhaal over de magiërs uit het oosten die het Kind van Bethlehem hun hulde komen brengen, komt in de woorden uit de brief van Paulus tot volle klaarheid: dat heidenen in Christus Jezus mede-erfgenamen zijn, medeleden en mededeelgenoten van de belofte door middel van het evangelie. Jezus Christus, dit Kind dat met Kerstmis geboren is en in wie God zelf in heel zijn volheid woont, is de poort waardoor alle mensen zonder onderscheid kunnen binnentreden in het verhaal van God met zijn uitverkoren volk. Wij allen mogen erbij horen, bij God horen.
Laten we even stilstaan bij hoe ongehoord groots dit is. Vanaf het allereerste begin wil God in relatie staan met mensen. De belofte van die relatie van onvoorwaardelijke liefde is wat God steeds opnieuw aanbiedt – maar dat aanbod vindt onder de mensen maar zeer weinig gehoor. Wij gaan onze eigen wegen, hebben onze eigen plannen en menen het zelf wel te kunnen. Met het volk Israël komt God nog het verst, Hij gaat met hen een verbond aan, schrijft met hen geschiedenis. Binnen dit volk vindt Hij, met het bereidwillige jawoord van een jonge vrouw, ook de ruimte, dat Hij zelf mens kan worden en onderdeel worden van onze mensengeschiedenis. Maar juist daarmee barst het verhaal al open en gaat het niet meer om een verbond tussen twee duidelijk afgebakende partijen. God neemt geen genoegen met een lange afstandsrelatie. Wij mensen zijn immers naar Gods beeld geschapen, wij ademen zijn Adem en leven zijn Leven. In zekere zin was het natuurlijk altijd al zo dat iedere mens bij Hem welkom was en deel had aan zijn liefde. Maar wij wisten het niet. Dat is precies de Openbaring die ons in Jezus gebracht is en die wij vandaag vieren: dat God noch iemand voortrekt, noch iemand buitensluit, maar dat Hij ons menszijn wil opnemen en tot voltooiing brengen in zijn Licht. Dit is het evangelie, het goede nieuws: dat Christus’ menselijke, goddelijke Lichaam ons allen omvat, ieder die onder leiding van zijn Geest in dit Licht van God wil leven.
Laten wij nu de tijd nemen om stil te worden, in verwondering om het Kind in de kribbe en de onvoorwaardelijke, alomvattende liefde die Hij ons openbaart. Laten we ons onder zijn oog plaatsen, in zijn Licht.