Johannes 17,1-11a – zr. Christiana

Bezinning:

In haar Wijsheid geeft de Kerk ons deze zondag in aanloop naar Pinksteren lezingen die met elkaar verbonden en verweven zijn door de draad -de levenslijn- van het gebed. “Allen bleven eensgezind volharden in het gebed” (1e lezing), Petrus (2e lezing) beschrijft wat wij in Franciscaanse termen kennen als de “Volmaakte Vreugde,” de zoetheid alleen te proeven door de Geest die in ons bidt. Zo stijgen de lezingen als het ware in een crescendo op naar hun hoogtepunt: het Gebed van O.H. Jezus Christus, het hogepriesterlijk gebed.
De overgang van Jezus spreken tot zijn leerlingen naar zijn bidden markeert de Evangelist als het “ogen oprichten ten hemel.” Wij die Jezus volgen, volgen Hem in alles, ook zijn blik. En waar leidt die blik ons naartoe? Naar de Vader. De gezindheid van Christus wordt ons geopenbaard: heel zijn wezen, zijn woord, zijn daad, zijn alles komt voort uit zijn gebed, uit de goddelijke blik van de Vader aanschouwd met de opgerichte ogen van zijn menselijk hart. Onophoudelijk, onverbrekelijk, onverbiddelijk.
Daarmee treden we op heilige grond; woorden schieten tekort,-heilige Stilte. “God spreekt in de stilte” zegt men. Maar je zou ook kunnen zeggen dat er een stilte is die spreekt in God- de stilte van Christus: de stille liefdesblik tussen de Vader en de Zoon die weerklinkt in de persoon van Jezus Christus: in zijn aanwezigheid, in zijn blik, in zijn zwijgen, in zijn spreken, in al zijn doen en laten. Deze Christelijke Stilte spreekt onophoudelijk in de taal, de “tong van de Geest.”
Waarom? Waarom openbaart de Zoon de Vader en de Vader de Zoon? Hijzelf geeft het antwoord in zijn Gebed, in een -als het ware- het hoogtepunt van een hoogtepunt: “[U- Vader] heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen.” Liefde is het antwoord.
En Liefde, “Liefde is niet elkaar aanstaren, maar samen in dezelfde richting kijken” (Antoine de Saint-Exupery). Dit geldt bij uitstek voor de Christelijke liefde: is niet naar elkaar turen, maar samen de ogen van het hart omhoog heffen, dezelfde richting op, naar de Vader, door de Zoon: “wie Mij ziet, ziet de Vader.” Dat geldt paradoxaal juist in de momenten waarop wij elkaar aankijken, aanspreken, aanraken. Juist dan moet men de ogen vanuit het diepste omhoog heffen, in navolging van Hem, die ons laat delen in zijn liefdesblik. Hij leert ons te zien zoals Hij. Hij leert ons elkaar te zien, zoals Hij. Zo wordt de gezindheid van Christus- zijn totale gerichtheid naar de Vader- de grondslag van de Christelijke eensgezindheid. Zo kan de Christelijke stilte, de Stilte van Christus zelf, weerklinken in ons bestaan, als een levenslijn, de levensader, die ons verbindt, met God, met elkaar, met heel de schepping, door de “teugels van Liefde” ( Hos. 11:4), de “band der Volmaaktheid” (Kol. 3:14), als het ene Lichaam van Christus.
En nu? Liefde, rozengeur en maneschijn? Nee. Crisis. De Schrift getuigt: Godsontmoeting leidt tot crisis. “Gebed is een ontmoeting, maar eerder een ontmoeting met een leeuw dan met een lieve huispoes.” Een ontmoeting met God kan gevaarlijk zijn. Hij die de Waarheid zelf is, onthult de werkelijkheid zoals die in waarheid is. Dus ook de werkelijkheid over jezelf. Hij ziet ons in waarheid. Niet zoals wij denken of wensen te zijn, maar zoals wij in waarheid zijn. En wat die waarheid ook is, voor ieder van ons geldt deze ene waarheid: noch de verheerlijking, noch de verachting van een ander, van al je broeders en zusters, ja, van heel de wereld, kan die Waarheid Gods verfraaien, bedekken of bezoedelen. Jezus bidt: “Zij hebben naar waarheid erkend en geloofd dat Ik van U ben …” Naar Waarheid…
De film “Stalker” (Andrei Tarkovski, 1979) gaat over een gids die mensen een geheimzinnige “Zone” binnenleidt. De reis is gevaarlijk en velen overleven het niet, en toch blijven er mensen komen die daarheen willen. Dat komt door een “geheime kamer” in het midden van de zone waar alle geheime wensen worden vervuld. Alleen wel dit: niet de wens die jij denkt te wensen wordt vervuld, maar het meest verborgen en het meest gewenst, een wens die je zelf niet eens kunt of durft te formuleren. Nu bereikte een man deze kamer, maar onderweg ernaartoe was zijn broer om het leven gekomen. Hij vroeg dan ook de “kamer van de wensen” om zijn broer weer tot leven te wekken; hij bad en smeekte erom. Maar toen hij terugkwam, bleek zijn broer nog steeds dood. Hijzelf daarentegen werd ontzaglijk rijk. Zo ging zijn meest geheime wens in vervulling.
Kunnen we waarlijk zeggen dat we onze meest diepe en geheime wensen kennen? Wij willen allemaal iets van God, maar willen wij God zelf? Hoe kunnen wij God aanzien als we steeds maar weer van elkaar aanzien trachten te verwerven (Joh. 5:44)?
Het gebed kan gevaarlijk zijn. Zo ook een klooster; een “zone” toegewijd aan God, stilte en gebed. De heiligen zijn degenen die ons op die gevaarlijke weg zijn voorgegaan. Johannes begint zijn Evangelie dan ook met de eerste onder hen: Johannes de Doper. “Hij [zag] Jezus naar zich toekomen en zei: “Zie, het Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt.” En nog een keer: “De volgende dag stond Johannes daar weer, nu met twee van zijn leerlingen. Hij richtte het oog op Jezus … en sprak: “Zie, het Lam Gods.” De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna. (Joh. 1:29, 35-37)
Wat gebeurt hier eigenlijk? Johannes richt zijn ogen op Jezus,- niet op zichzelf, noch op de anderen, maar op die ene Ander: Jezus Christus. En die ene daad van bekering, van die ene persoon, van dat ene hart draagt vrucht: de anderen richten ook hun ogen op Jezus. Ook Andreas, de broer van Simon Petrus, die vervolgens zijn broer bracht bij Jezus. En ook Petrus keek naar Jezus, te ontdekken dat “Jezus [reeds] hem aanzag.”
Als hun blik niet op Jezus was gericht, maar bij zichzelf of bij elkaar was blijven steken, was alles ongetwijfeld anders gelopen. Maar zo is het gelukkig niet gegaan. Althans, niet bij alle leerlingen. Het verschil tussen Judas Iscariot en Petrus ligt hierin: beiden hebben gewanhoopt over wat zij in Waarheid waren voor Gods Aanschijn, maar terwijl de een naar zichzelf bleef turen, richtte -bekeerde- de ander zijn ogen op naar Jezus wiens liefdesblik nog altijd rustte op hem. En Petrus bleef kijken, een leven lang, de ogen van zijn hart vast gericht, ja vast gekruisigd op de Gekruisigde, al zij het met diepe groeven van bittere tranen…tot de marteldood toe.
Bemin elkaar zoals ik dat doe, zegt Jezus. Hij bidt voor ons opdat wij elkaar zouden beminnen door te bidden zoals Hij. Hij kijkt naar de Vader opdat wij zouden zien zoals Hij. Kijk naar Hem, zegt de H. Clara, keer op keer. En blijf kijken, de ogen van het hart opheffend naar Jezus: Zie, het Lam Gods: Zie, de Eucharistie, Het Levend Gebed in Persoon- bron en hoogtepunt van het Christelijk Leven. Zo wordt de liturgie een liefdesdaad van God en de mens waarin we eensgezind in de gezindheid van Christus, ons bekeren tot Hem, die ieder van ons en heel zijn schepping in zich opneemt, , naar de Vader.
Laten wij dan dierbare brs en zrs, ook nu ter voorbereiding op de Eucharistieviering morgen, samen die Weg betreden, hoe gevaarlijk ook: naar de heilige Stilte die spreekt in God. En wel bemoedigd en verheugd! Immers, het te verlangen is reeds een teken dat de Geest van de Heer – zijn liefdesblik- op u rust, van helse diepte tot hemelse hoogte toe.