Jesaja 50,4-7 en 1RegMB 9,1-5 – zr. Rebecca

Inleiding:

Broeders en zusters, wij mogen ons vanavond allen welkom weten in de ruimte en de liefde van God die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Ruim vijf weken lang zijn wij op weg geweest door een woestijn die al onze valse houvast ontmaskerd heeft. Nu gaan wij de Goede Week in, de Stille Week, waarin wij Jezus vergezellen op zijn laatste tocht van uiterste ontlediging. Alles wordt Hem uit handen geslagen – Hij is mens tot in onze diepste menselijke armoede. De profeet Jesaja verhaalt ons van twee realiteiten die samen op lijken te gaan: enerzijds diepe vernedering en verwonding, maar anderzijds een onwrikbaar vertrouwen en volledige overgave. Ook voor Franciscus was dit een geleefde werkelijkheid. We lezen erover in de Regel die hij met en voor zijn broeders schreef. Jezus Christus volgen, betekent Hem volgen zowel in zijn nederigheid en armoede als in zijn algehele vertrouwen op zijn hemelse Vader. Het betekent Hem aannemen als ons leefmodel en ons enig houvast.
Richten wij ons nu eerst met een gezongen gebed tot Christus, in en vanuit het geloof en met de bede dat Híj vooral ook óns vasthoudt, in en doorheen alles.

Bezinning:

Met volle overgave luisteren naar Gods Woord, en niet terugdeinzen voor de consequenties daarvan. Dat is wat wij de dienaar van de Heer bij Jesaja zien doen, dat is wat Jezus gedaan heeft en in zijn voetspoor ook Franciscus. Het is in feite de oproep aan ons allemaal: het Woord dat God tot ons spreekt aan te nemen als ons enig houvast. Ook al betekent dit dat wij spot en smaad van andere mensen over ons afroepen en afgewezen worden als niet passend in een samenleving die toch vooral oog heeft voor aanzien en menselijke waardering. Zoals het evangelie ons meermaals voorhoudt: wat heeft een mens eraan heel de wereld te winnen, als dat ten koste gaat van eigen leven? Leven is alleen te vinden in de levende relatie met Hem die zelf het Leven is. Dat is ook wat Pasen ons duidelijk maakt. Pasen, de verrijzenis, is Gods antwoord van liefde op de volgehouden trouw van Jezus aan de Liefde waar Hij uit leefde, ook in het aanschijn van de absolute en gewelddadige afwijzing van mensen. Juist en alleen die trouw is uiteindelijk een weg ten leven.

Op de afbeelding die deze veertigdagentijd met ons meegaat en hier voor het altaar hangt, zien we Franciscus die de voet van de gekruisigde Christus vasthoudt. Als we goed kijken, zien we ook hoe het bloed uit de wond in de andere voet van Christus neerstroomt naar de voet van Franciscus. En het bloed stroomt zelfs door die voet heen, want ook Franciscus is gewond. Hij heeft Christus in zijn leven zo op de voet gevolgd, dat hij uiteindelijk ook in zijn lichaam met de kruiswonden getekend werd. Het stromende bloed in deze afbeelding geeft aan hoezeer Franciscus een werd met Christus, juist ook in zijn diepste armoede en lijden. Franciscus hield zich aan Christus vast, niet als een soort rots in de branding om zich in bewondering aan vast te klampen, maar als een weg om te gaan, in innige navolging. Hij koos van harte en met vreugde voor een leven tussen verachte, zieke en arme mensen en bedelaars langs de weg, omdat de Zoon van God dit ook gedaan had.

Je vasthouden aan Christus is een weg van ontlediging, van worden als Hij, precies ook in het ontdaan worden van alle schijn van menselijke glorie en succes. Het is de wonden die het leven je toedeelt dragen, in het diepe besef daarin door God gedragen te worden. Wij hoeven ons niet te schamen voor onze zwakheid, onze wonden, want precies daarin komt God ons het meest nabij en mogen we beseffen dat Hij het is die ons leven draagt, ons leven deelt en in de grond zelfs ons leven ís.

Nu we de Goede Week ingaan, is dit de oproep aan ons: niet alleen met dankbare eerbied de weg te gedenken die Jezus omwille van ons gegaan is, maar ook zelf, in ons eigen leven en op de manier die ons gegeven wordt, die weg ten einde toe te gaan. Dat wij trouw zijn en blijven aan de levende liefde van God en zijn leven, zijn hartenbloed, vrijelijk door ons heen kan stromen. Dat wij zo helemaal van Hem worden en daarmee, in het loslaten en vergeten van onszelf, ook helemaal onszelf.