1Johannes 4,7-10 – zr. Emmanuel

Inleidend woord:

Broeders en zusters in Christus, wij zijn hier vanavond bijeen in de lichtende en levengevende ruimte van God, Die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
We zongen zojuist over en tot onze ‘ongemaskerde vriend’. Een vriend die doet wat vrienden doen: ruimte en vrijheid scheppen, en bovenal: zwijgend met ons meegaan, schouder aan schouder, met zoekende ogen die ons tevoorschijn kijken.
Door te zingen over deze ongemaskerde vriend lopen we al vooruit op het evangelie van deze zondag, waarin Jezus zijn leerlingen, ons, zijn vrienden noemt. Voor de heilige Thomas van Aquino was vriendschap ‘de volmaaktste vorm van liefde’, omdat ze, zo zei hij, niet bezitterig is en de gelijkheid van personen hoog in het vaandel voert. In die volmaaktste vorm van liefde, de liefde die God is, doet Christus ons ten volle delen. Daarmee geeft Hij ons iets, maar vraagt Hij ons tegelijk ook iets. Namelijk: dat wij óns aandeel in de vriendschap behartigen door steeds in zijn liefde te blijven, en van daaruit elkaar lief te hebben zoals Hij ons liefheeft.
De apostel Johannes schrijft hierover in zijn eerste brief. Laten wij ons in deze viering bezinnen op zijn woorden, aan de hand van een lied dat ons gaandeweg steeds dieper toegang geeft tot die woorden.

Bezinning (1):

Wie het woord ‘liefde’ nog enigszins zoetgevooisd in de oren klonk, wordt bruut uit die droom geholpen. ‘Wees niet verbaasd als u de wereld haat’, zo zongen we naar de woorden van de apostel Johannes. Het is het gevolg van ingaan op die vriendschap waartoe Jezus ons uitnodigt. In het evangelie volgens Johannes zegt Jezus, pal na de evangelieperikoop van deze zondag: ‘Als de wereld u haat, bedenk dan dat zij Mij eerder heeft gehaat dan u.’ En zoals Jezus in weerwil van die haat ten einde toe heeft liefgehad, liefde geworden is, zo moeten ook wij liefhebben, liefde worden. Daartoe zijn wij door God geroepen. Dan, en alleen dan, gaan wij met Christus over van de dood naar het leven, en hebben wij deel aan het nieuwe leven van Pasen.
Christus heeft ons laten zien dat het mogelijk is om te midden van alles wat ons in de wereld overkomt en wat er in de wereld gaande is de liefde te leven. Geen liefde die de ogen sluit voor de realiteit, maar een liefde die alles en allen insluit en zo Gods schepping voortplant en nieuw maakt.

Bezinning (2):

‘Wat liefde is hebben wij geleerd van Christus’, schrijft Johannes in zijn eerste brief. Namelijk: ‘Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders.’
De liefde waartoe wij vanuit de vriendschap met Christus geroepen worden is geen gereserveerde liefde. Niet iets wat je doet van negen tot vijf, of alleen wanneer je er zelf de behoefte toe voelt; niet iets wat beperkt blijft tot een selecte groep mensen – álle mensen zijn immers onze broeders en zusters. Nee, wij worden geroepen lief te hebben met de inzet van heel ons leven. Wij worden geroepen om iedere dag opnieuw alles te geven, onszelf te geven. Daartoe is het nodig om te blijven leren van Christus, ons aan Hem te blijven spiegelen. Wij dienen ons iedere dag opnieuw af te stemmen op zijn liefde, op zijn leven van liefde, en ervoor te kiezen in en vanuit die liefde te leven.

Bezinning (3):

De liefde waartoe wij geroepen zijn is geen gereserveerde of voorwaardelijke liefde. Ook geen liefde die beperkt blijft tot mooie woorden en leuzen. Nee, wij moeten beminnen metterdaad en in waarheid. Onze liefde moet zich concreet uiten jegens onze medemensen, jegens onze broeders en zusters. Wij dienen ons te laten raken door hun noden, en hen daarin tegemoet te komen. Het is als met die drie stappen van barmhartigheid, die frater Wim Verschuren eens zo mooi onder woorden heeft gebracht: zien – bewogen worden – in beweging komen. Zien, daar begint het mee. Onze broeder of zuster daadwerkelijk zien – denk aan die zoekende ogen uit het lied waar we de viering mee begonnen. Dat is de eerste stap.
Vervolgens: je laten raken door wat je ziet, erdoor bewogen worden. Zoals ook Jezus volgens de evangelies dikwijls ten diepste bewogen werd bij het zien van andermans noden. En tenslotte: in beweging komen. Naar de ander toe gaan, heel concreet de ander in zijn of haar nood tegemoet komen. Het goede wat je hebt delen: je gaven en talenten, je aandacht en tijd… Zó immers leven wij het leven binnen.

Uitleidend woord:

Wij mogen delen in de vriendschap, in die ‘volmaaktste vorm van liefde’ die er in God is. Wij zijn geroepen te leven in en vanuit die liefde, om elkaar lief te hebben zoals God ons liefheeft. Dit kunnen wij echter niet uit onszelf. Wij hebben er de Geest van de Heer en zijn heilige werking voor nodig. Laten wij daarom dan ook zingend bidden om de komst van de Geest.