Johannes 11,1-7+17-27+38-44 en 4BrAgn 9-14 – zr. Rebecca

Inleiding:

Broeders en zusters, wij mogen ons vanavond allen welkom weten in de ruimte en de liefde van God die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Tijdens onze woestijntocht in deze veertigdagentijd hebben we gaandeweg ontdekt dat zoveel dingen die de schijn hebben van stevigheid het uiteindelijk toch niet houden. Waar vinden wij dan ons houvast? Kunnen we inderdaad volmondig zingen van ons geloof in de verrijzenis, wanneer de duisternis om ons heen steeds dieper lijkt te worden? In de evangelielezing van deze zondag voelen we de spanning stijgen. Jezus keert met zijn leerlingen naar Judea terug, waar de mensen hem nog maar kort geleden bijna gestenigd hadden. Steeds duidelijker blijkt de missie van Jezus een missie te zijn op leven en dood. Er is geen ruimte voor compromis, alleen voor absoluut vertrouwen in God die Leven is en leven geeft. We leggen deze zondag ook ons oor te luisteren bij Clara, die de vreugde beschrijft van deze goddelijke intimiteit, die ook ons uitnodigt erin binnen te treden. Deze vreugde lijkt in scherp contrast te staan met de ontreddering die wij voelen als de dood onverbiddelijk nabij komt in ons leven. Maar in feite verwijst het ons naar een ander soort houvast dan die waarnaar wij in eerste instantie geneigd zijn te grijpen.
Richten wij ons nu eerst met een gezongen gebed tot Christus, in en vanuit het geloof en met de bede dat Hij ons vasthoudt, in en doorheen alles.

Bezinning:

“Zijn geur wekt doden tot leven,” schrijft Clara. Dat is wel iets anders dan de bezorgde uitroep van Marta over de geur van het lichaam van haar overleden broer dat al aan het ontbinden zou zijn. Een geur is iets wat diep op het gemoed van een mens kan inwerken, maar tegelijk uiterst ongrijpbaar is. Onze diepste en meest emotionele herinneringen zijn vaak verbonden met een geur, of ze nu positief zijn of negatief. Je hoeft soms maar iets te ruiken, of je bent weer even helemaal terug in je jeugd. Het is uiterst reëel, en toch niet vast te pakken.
De geloofsuitspraken van Marta in het evangelie zijn hiermee te vergelijken. Verschillende keren zegt ze het: “Ik wéét.” “Ik weet dat wat Gij ook aan God vraagt…” “Ik weet dat hij zal verrijzen…” Dit is een weten dat niet vast te grijpen is of wetenschappelijk te bepalen, maar dat in haar wezenskern geboren wordt als een overtuiging waar zij uit leeft. Marta ziet in Jezus de Gezalfde, Gods liefde in eigen persoon die zich wegschenkt aan en voor de wereld. Met Clara zou zij hebben kunnen uitroepen: “Zijn liefde wekt liefde, Hem aanschouwen verkwikt, zijn vriendelijkheid vervult.” Beide vrouwen spreken dit geloof uit in het aangezicht van de dood: Clara voelt ten tijde van het schrijven van haar brief aan Agnes haar eigen einde naderen, en Marta wordt geconfronteerd met de dood van haar broer. Juist daar komen de zaken op scherp te staan en wordt duidelijk wat er werkelijk toe doet, wat wezenlijk is en echt.
De grote zwijgende in het evangelieverhaal van deze zondag is Lazarus, de broer van Marta die aan zijn ziekte overlijdt. Hij, de dode, is in feite de spil waar het hele verhaal om draait. Toch houdt Jezus vol: “Deze ziekte voert niet tot de dood.” De dood, hoe definitief en absoluut ze ook lijkt, is niet eenduidig. De dood kan de doorgang zijn tot het eeuwige leven in God. Maar er is ook een dood die de mens afsnijdt van het leven, een dood die verstikt en verlamt, ook terwijl de mens fysiek nog in leven is. Dat gebeurt als we ons vastklampen aan het leven als een eigen bezit. In onze ijver dat leven te beschermen en vast te houden, plaatsen we als het ware een muur van steen tussen onszelf en de rest van de wereld, ja tussen ons en het Leven zelf. Dit is de eigenlijke ziekte die tot de dood voert. En precies hiervan zegt Jezus: “Neem de steen weg. Maak hem los en laat hem gaan,” vrij van de banden van een dood die niet de voltooiing van het leven is maar de ontkenning ervan en als zodanig voor God geen plaats heeft.
Ook wij worden, zoals Lazarus, uit die dood naar buiten geroepen: “Kom naar buiten!” Laat je niet inpakken door de illusie dat je het leven vast kunt houden, waardoor je verstrikt raakt in een leven dat geen leven is. Laat de angst voor wat die is en verleg je focus naar de schoonheid van het Leven zelf en de goddelijke liefde die daaruit spreekt. Al lijkt die zo vluchtig en ongrijpbaar als een geur, ze is eeuwig en veel meer werkelijk dan alle zogenaamde zekerheden waar wij ons zo graag mee geruststellen. Wij worden aangesproken door Hem die zelf de verrijzenis en het Leven is, en we hoeven maar die ene stap naar Hem toe te zetten om de zoetheid te proeven van het leven dat Hij voor ons bereid heeft.