Jesaja 7,10-14 – zr. Emmanuel

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, wij zijn hier bijeen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
Het is de vierde en daarmee alweer de laatste zondag van de Advent. Niettemin hebben we nog een volle week tot Kerst. Een week waarin ons verlangen tot een hoogtepunt stijgt, ons zoeken naar een mens van vrede, naar dé mens van vrede. Over een week zal Jesaja ons aanzeggen: ‘Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven, (…) men noemt hem: Wonderbare Raadsman, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst.’
Maar zover is het nu nog niet. Nu dragen en doorleven wij nog volop het verlangen naar vrede van heel onze wereld, te midden van alle brandhaarden van oorlog en geweld, van haat en verdeeldheid, en van alle ellende die daarmee gepaard gaat…
Deze zondag wordt ons bij monde van Jesaja een teken gegeven, een teken van Godswege.
Richten wij ons nu nog eenmaal met een gezongen gebed tot God, dat Hij ons niet vergeefs toont wat onze ziel verlangt, dat wij mogen volharden in zijn vergezicht.

Bezinning:

In het jaar 735 voor Christus voert de grootmacht Assyrië in Israël en Juda de heerschappij. In het koninkrijk Israël komt koning Pekach aan de macht. Deze geeft leiding aan een coalitie die in opstand komt tegen de Assyrische bezetter. Koning Achaz weigert zich echter hierbij aan te sluiten, waarop hij zich bedreigd ziet door de samenzwerende koningen. Deze slaan met hun verenigde troepenmacht het beleg om Jeruzalem, met als doel Achaz af te zetten en te vervangen door een medestander. Deze man, een Arameeër, moet het koninkrijk Juda binnen de coalitie brengen. Dat zou het einde betekenen van de dynastie van David.
Op dat kritieke moment brengt Jesaja het woord van God over aan Achaz: ‘Wees waakzaam en kalm, vrees niet, laat je hart niet week worden voor die twee rokende stompen brandhout.’ Maar Achaz’ angst komt niet tot bedaren, en in een uiterste poging de koning te beïnvloeden biedt Jesaja aan het goddelijk gezag van zijn woorden te bekrachtigen met een teken.
De Heer geeft Achaz zelfs ongevraagd dit teken: de jonge vrouw zal ontvangen en een zoon baren – Immanuël, in wie God met zijn volk is, in en doorheen alles. Maar ook dit teken overtuigt Achaz uiteindelijk niet, hij besluit niemand minder dan Assyrië zelf om hulp te vragen…
Immanuël, God-met-ons. Ook Jozef ontvangt dit teken, zoals we deze zondag in het Evangelie horen. Anders dan Achaz is Jozef dit teken wél genoeg, anders dan Achaz blijft hij waakzaam en kalm, en vreest hij niet langer.
Voor ons, christenen, is Immanuël een naam voor Christus, in Wie God bij uitstek met ons is, in alles en door alles heen.
Ook ons wordt deze zondag dit teken gegeven, in deze wereld, in deze tijd. In en doorheen alles wat er gaande is in onze wereld, dichtbij en verder weg, in en doorheen alles wat er gaande is in ons eigen leven, ontvangen wij een teken dat God met ons is. Is dit teken ons genoeg om waakzaam en kalm te blijven, om niet te vrezen maar standvastig van hart te zijn? Achaz vertrouwde in zijn angst liever op de wapenmacht van Assyrië. En dat is menselijk gezien ook nog wel te begrijpen. Maar wij hebben reeds gebeden dat God ons zou ontwapenen en ons zou omsmeden tot werktuigen van vrede. Wij hebben reeds geleerd dat ware vrede slechts bewerkt kan worden in en door de Geest, en daarom om die Geest en zijn heilige werking gebeden. Wij hebben reeds de vreugde gesmaakt van de vrede en de verlossing die Christus ons gebracht heeft, een vreugde die we koesteren om haar te kunnen delen met anderen…
Kunnen en durven wij te vertrouwen op het teken dat ons gegeven wordt? Meer nog: kunnen en durven wij zelf het levend teken te zijn voor anderen, dat God inderdaad met ons is, in en doorheen alles? Deze zondag wordt ons niet alleen gezegd waakzaam en kalm te blijven, om niet te vrezen, maar worden wij ook geroepen om zelf een levend teken te zijn van Gods menslievendheid. Een teken dat mensen ontwapent, en Geestkracht en vreugde schenkt. Zo zullen wij daadwerkelijk mensen van vrede zijn, in wie de Koning van de vrede zich openbaart en zich verheugt.