Lucas 4,21-30 – zr. Christiana

In het evangelie van deze zondag schildert Lucas een tableau, als het ware een samenvatting in het klein van wat er in het grote geheel gebeurt: Christus wordt aanvankelijk ‘goed gekeurd’, geëerd zelfs, men is versteld, vol verbazing. Als het echter blijkt dat Hij niet past bij hun eigen (ver-)beeld(ing), verwachting en plannen slaat hun enthousiaste instemming even snel om in achterdocht, angst, en afwijzing. Tot levensdreigend geweld toe.
Zo laat Lucas, reeds vroeg in het evangelie, de kleuren van de Passie doorschijnen, en wel uit de mond van Jezus zelf. De spot die sluimert in: “Geneesheer, genees uzelf” zal culmineren in H.23, aan het Kruis: [ze] lachten Hem uit en zeiden: ‘anderen heeft Hij gered; laat Hij zichzelf eens redden, als Hij de Messias van God is!’ …[ze] voegden spottend toe: Als Gij de koning der Joden zijt, red dan uzelf.’ …[zelfs] een van de misdadigers die daar hingen, hoonde Hem: ‘Zijt Gij niet de Messias? Red dan uzelf en ons.’ In het hart van het levend tableau staat de Christus, als de ultieme afgewezene.
Op het Concilie van Chalcedon werd vastgesteld dat deze Christus “waarlijk en volmaakt” God en even “waarlijk en volmaakt” mens is. Ruim 1500 jaar later hebben wij slechts een begin gemaakt met het uitpakken van de schat die verborgen ligt in dit grote mysterie van zijn Persoon. Zoals bij elke mysterie sluimert ook hier de verleiding om de ongrijpbare oneindigheid van het mysterie te reduceren tot de limieten van onze eigen voorstellingsvermogen en gevoelsmatigheid. Het blijft namelijk in elk zin van het woord “te gek,” waanzinnig en onvoorstelbaar dat de oneindige, almachtige God- mens wordt. Waarlijk en volkomen delend in het vlees en bloed, de kleur en geur, ja, de stank van ons bestaan. Wat zijn de concrete implicaties hiervan in ons dagelijks leven in vlees en bloed, kleur en geur, als we het waarlijk aannemen in geloof? Is het niet makkelijker en aangenamer om het als een onkenbaar mysterie op een afstand te houden en daarmee ook Hem als een ‘apart geval’ ook ‘apart’ te houden van onze concrete denken, doen en laten? De mens huivert voor de onvoorstelbare wegen van God…
Hier ligt de wonder: zijn waarlijke goddelijkheid maakt Hem niet minder mens, maar meer. Het is juist krachtens zijn goddelijkheid dat Hij de menselijkheid waarlijk verwezenlijkt. Waarlijk mens: niets menselijks is Hem onbekend. Hij heeft heel de schepping gered, niet met een magische stok op een veilige afstand, maar van binnenuit. Vanuit de diepste intimiteit die “intiemer is dan ons diepste binnenste en hoger dan onze hoogste hoogten.” In de intimiteit van de Geest, de Liefde van de Vader en Zoon, neemt Christus alles van en voor de mens op zich, tot zich en transformeert het van binnenuit, in zijn Persoon.
Deze, Christus’ waarlijke menselijkheid doet niets af van zijn oneindige goddelijke andersheid, maar voegt toe aan het wonderbaarlijke: God heeft de oneindige ‘afstand’ van de oneindige andersheid tussen God en mens afgelegd om tot ons te komen: Hij, de Zoon, kwam uit het Huis, het hart en de schoot van de Vader, om een woning te bouwen onder ons, in ons, om ons te maken tot zijn ware ‘vaderstad.’ Zo profeteert Jesaja in de eerste lezing: “Ikzelf maak u heden tot een versterkte stad,…Want Ik ben bij u”: Christus zelf, “de liefde, de hoogste gave die nimmer vergaat,” waarover Paulus spreekt in de tweede lezing. De Liefde Gods die een ruimte –hoe vreemd en armzalig ook- tot een huis, een thuis maakt, omdat er bemind wordt.
Maar is er plaats voor Hem? Er is niemand hier die niet bekend is met de diepe, misschien wel de diepste pijn van het menselijk bestaan: de pijn van de afgewezen liefde.Van kribbe tot Kruis, Christus wordt afgewezen: er is geen plaats voor Hem, toen niet, nu niet. Zijn de gesloten grenzen, muren en deuren voor de vluchtelingen wereldwijd niet een teken op mondiale schaal van wat er zich afspeelt in het diepste van het mensenhart dat de deuren sluit voor Hem, de volmaakte en volmaakt afgewezen mens?
De Almachtige God toont zijn almacht in de grootst mogelijke kwetsbaarheid: alles aan Hem is volkomen- zelfs zijn kwetsbaarheid. Weerloos stelt Hij zich open voor afwijzing: het is juist in de miscommunicatie dat Hij slaagt in de meest wezenlijke communicatie; zijn falen spreekt het luidst, zijn vallen raakt ten diepste. Zijn volkomen kwetsbaarheid houdt ook in dat Hij aan eenieder van ons onophoudelijk blijft vragen, als de meest verlaten en verloren vluchteling die een thuis zoekt: mag ik binnenkomen? Vertoeven bij jou? Wonen in jou?
Zo ook aan onze heilige vader Franciscus. En hij heeft ‘ja’ geantwoord. Met zijn alles. Alleen diegene die zijn of haar hart laat doorboren door Christus’ afgewezen Liefde kan die weg begrijpen. Zowel de afwijzende als de afgewezene, heeft Franciscus de volmaakte Vreugde van die Weg verkondigd: Christus zelf en eenheid met Hem is de grootste gave die het lijden van dit leven niet uitsluit, maar het overstijgt en de lijdende mens transformeert in Gods beeld en gelijkenis.
De vreugde is volmaakt, niet omdat wij volmaakt zijn, maar omdat Hij volmaakt is: volmaakt God, volmaakt mens. Franciscus zag het oneindig belang van diegenen, al is het er maar een, die ene, die de deuren van het hart wijd opendoet voor Christus. En als gij die ene zijt: Gezegend zijt gij, verheugt u en juicht- in volmaakte vreugde. Het is immers Christus zelf die tot u zegt: Het Schriftwoord dat gij zojuist hebt gehoord is thans in vervulling gegaan…vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.