Johannes 20,19-31 – zr. Marijke

Inleiding:

Broeders en zusters we mogen ons welkom weten in de
Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
Welkom in deze vigilie van de tweede zondag van Pasen. Ook wel Beloken Pasen, of achtste paasdag genoemd. De laatste dag van het Paasoctaaf.
Afgelopen week mochten we horen dat Jezus een aantal keer aan de leerlingen is verschenen. Hij kwam onder hen en liet zich herkennen via het breken van het brood/ vis en zijn wonden. Deze zondag horen we wederom een verschijningsverhaal van Jezus aan de leerlingen. Iedere keer als Hij verschijnt schenkt hij de leerlingen zijn vrede en zegt hen op pad te gaan en de blijde boodschap te verkondigen. Vandaag komt Jezus in de bovenzaal, de zaal waar ze vorige week nog samen zaten te eten. Nu bang en verloren. Herkennen ze Hem gelijk? En wat doet het met ze?

Overweging:

Daar zitten ze dan de leerlingen, angstig alleen en stil. Hun geliefde Heer en meester is er niet meer. Wat is er nog van het leven te maken als Hij er niet meer is? We kennen dit gevoel vast allemaal wel. Na een uitvaart van een geliefde thuis komen en je leeg en alleen voelen, en je afvragen hoe moet het zonder hem of haar verder? Al is ons leven in duisternis en zitten we in zak en as, zijn we in rouw gedompeld, God laat ons nooit alleen. Hij zoekt altijd een manier of weg om ons weer te laten weten en voelen dat Hij er is.
Zo gebeurt het ook bij de leerlingen. Daar in die bovenzaal waar een ruime week geleden het laatste maal met Jezus gevierd werd, zitten ze weggekropen. En dan opeens staat Jezus weer in hun midden, het Licht der wereld. Hij zegt niet eens even ‘ wees niet bang of schrik niet’! Want dat zou ik vermoedelijk wel doen als er op eens iemand in je huis staat die dood was en nu weer lijkt te leven!
Jezus zegt tegen ze ‘Vrede zij u’: geen verwijten om hun vlucht, hun verraad, hun verbittering, maar vrede. En die vrede geeft een kracht die zij vroeger niet hadden.
Door de angst, boosheid of teleurstelling herkennen ze Hem ook niet gelijk. Jezus toont zijn wonden aan de leerlingen en dan herkennen ze Hem. Hij opent ze de ogen en laat zich zien. Opeens ziet het er weer heel anders uit voor de leerlingen, hun Heer is hen nabij, Hij leeft!
Jezus zegt hen: Zoals mijn Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u,’ en Hij blaast hen nieuw leven in, net zoals zijn Vader bij de schepping Adam leven inblies.
Als de leerlingen het Thomas vertellen zegt hij: “Dat geloof ik niet! Ik wil eerst zijn wonden wel eens zien en dan zal ik geloven”. Thomas wordt nu misschien weg gezet als de “ongelovige Thomas”, maar waren de andere leerlingen direct overtuigd? Liet Jezus ze ook niet de wonden zien en waren ze daarna pas vervuld van vreugde?
Dus is Thomas de enige die niet direct geloofde?
Wij hebben onze handen ook nog nooit in Jezus zijn wonden gelegd en hebben Hem dus nog nooit lijfelijk gezien. Maar wij geloven dat Hij er is. Jezus zegt in de hetzelfde evangeliegedeelte ook: “Zalig zij die niet zien en toch geloven”. Dat is eigenlijk voor ons bedoeld.
Maar is het wel helemaal waar dat wij Jezus zijn wonden nooit hebben aangeraakt, en de verrijzenis nooit hebben gezien? Zegt Jezus in Mt. 25 niet: Wat je aan de minste der mijne hebt gedaan heb je aan mij gedaan? Hij verbindt zich met de mensen die lijden en pijn hebben. Als wij hun wonden aanraken en verzorgen, raken we indirect ook de wonden van Jezus aan. Als we zien dat mensen vanuit het lijden weer kunnen opstaan en tot leven komen, vrede mogen ervaren en vreugde voelen worden we getuigen van tekenen van de verrijzenis in het hier en nu. In zo’n gebeuren blijkt ook het leven sterker dan de dood te zijn.
Hier raken we aan de kern van ons geloof, dat Jezus gestorven en verrezen is voor ons mensen. Wij mogen leven als hoopvolle getuigen van de verrijzenis met oog voor Jezus zijn wonden en zorg voor wie gewond door het leven gaan.
Laten we ons spiegelen aan de apostelen en aan Thomas en Jezus wonden durven zien om de verrijzenis te kunnen geloven. Laten wij zoals Thomas bidden tot Jezus: ‘Mijn Heer en mijn God’, en laten we ons geloof uitdragen zoals de apostelen. Ons geloof van liefde, vrede en vreugde voor onszelf en voor onze medemensen. Ons geloof dat ons als mens en als christen kracht geeft door onze ontmoeting met Jezus.