Lucas 3,1-6 – zr. Rebecca

Inleiding en gebed:

Broeders en zusters, de genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met ons allen. Amen.

De eerste week van de Advent is voorbij, we hebben de tweede kaars ontstoken. Langzaam maar zeker neemt de liturgie ons mee in een steeds diepere verstilling, een steeds intenser uitzien en verlangen naar Hem die de Komende is, die ooit gekomen is in ons menselijk bestaan en ooit komen zal in heerlijkheid, en die ook hier en nu op ieder van ons toekomt.

De heilige Jozef is hierbij onze gids, net aan het eind van het jaar dat door paus Franciscus aan Jozef gewijd is. Jozef, die stille en verborgen achtergrondfiguur, die als geen ander weet te waken en te wachten, open voor de tekens van Gods aanwezigheid en Gods reddende hand in zijn leven. Zijn verlangens zijn gerijpt en uitgezuiverd: in plaats van dat hij ontgoocheld is, als hij zijn droom van het opbouwen van een normaal gezinsleven samen met Maria in rook ziet opgaan, laat hij zich leiden door Gods droom en zich daarin inschakelen. Een droom van redding voor heel de mensheid.

Bidden wij aan het begin van deze viering om eenzelfde openheid en bereidheid.

God, goede Vader,
aan het begin van zijn aardse bestaan
hebt Gij uw Zoon en zijn moeder
aan de zorg van de heilige Jozef toevertrouwd.
Wij bidden U,
dat wij naar zijn voorbeeld
steeds open mogen staan voor uw bedoeling met ons,
ons niet vastklampen aan eigen ideeën
maar ruimte maken voor uw heil,
uw Rijk van vrede dat in ons een aanvang wil nemen,
door Christus, onze Heer. Amen.

Bezinning:

Het evangelie van deze zondag richt onze aandacht op de figuur van Johannes de Doper. Een eigenzinnige en vurige profetische figuur die in de woestijn verblijft. Op het eerste gezicht zou het contrast haast niet groter kunnen zijn met Jozef, de timmerman en stille behoeder van Maria en het aangekondigde goddelijke Kind. Jozef is iemand van de achtergrond, terwijl Johannes heel duidelijk op de voorgrond treedt met zijn indringende oproep tot bekering.

En toch: “Bereid de weg van de Heer.” Als er iets is dat Jozef kenmerkt, dan is het wel dat hij de weg van de Heer bereidt en ruim baan maakt voor de komst van Gods Zoon in deze wereld. Hij had het anders kunnen doen. Hij had kunnen kiezen om vast te houden aan zijn eigen verlangens en dromen van hoe zijn leven eruit moest komen te zien. Maar dat doet hij niet. Hij laat zijn leven verstoren en zijn plannen overhoop halen door een stem van Godswege die roept en fluistert en aandringt: Bereid de weg van de Heer. Geef God de kans om binnen te breken in je leven, al begrijp je het niet en al kun je je geen voorstelling maken van waar dat toe zal leiden. Maak ruimte voor wat geboren wil worden en houd het uit in het niet-weten, zonder de leegte meteen op te willen vullen met eigen ideeën.

Want dat is waar we mee te maken krijgen, als we in de Advent wachten en waken en verlangend uitzien. Het verlangen wil een naam en een gezicht hebben. Voor we er erg in hebben, hebben we datgene waar we naar verlangen alweer teruggebracht naar onze menselijke maat. Met een concreet beeld voor ogen wordt het verlangen beheersbaar – maar lopen we tegelijk precies datgene mis wat ons eigenlijk geschonken wil worden en wat onze verwachtingen ver te boven gaat. Ruimte maken voor God en wat Hij in en met jouw leven wil, betekent ook: steeds weer los komen van beelden, en het verlangen zelf gaan beluisteren. Het verlangen niet willen oplossen of opvullen, maar het laten zijn wat het is: een ongemakkelijke leegte, een open vraag, een mysterie waar wij als mens aan mogen deelnemen maar dat wij nooit helemaal kunnen bevatten of grijpen.

Een mysterie vraagt er niet om opgelost en uit de weg geruimd te worden, maar om geëerbiedigd, behoed en beschouwd te worden. Het vraagt om een terugtrekkende beweging van onze kant. Beseffen dat wat wij als voorgrond van ons leven beschouwen niet per se echt het meest wezenlijk is. Het aandurven om, zoals Jozef, die plek op de achtergrond in te nemen. Niet als een miskenning van onze eigen waarde, maar juist als een uitdrukking van onze bereidheid onze heel eigen plek in te nemen in Gods droom van redding en heil voor alle mensen en heel de schepping.