Jesaja 11,1-10 – zr Emmanuel

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, wij zijn hier bijeen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen. Het is weer Advent, een tijd van wachten en verwachten, van verlangen en hopen, van uitzien naar de komst van Hem die wordt genoemd: Vredevorst, Koning van vrede.
Vrede. Is er een groter verlangen, een grotere nood denkbaar in onze wereld? Onze wereld met zoveel brandhaarden van oorlog en geweld, van haat en verdeeldheid, en met alle ellende die daaruit voortvloeit…
Vorige week hoorden we het prachtige visioen van Jesaja over vrede en eenheid, hoorden we over wapens die tot werktuigen van vrede werden. We baden het korte maar krachtige gebed ‘Heer, ontwapen mij. Heer, ontwapen hen’, en namen dat gebed met ons mee de eerste Adventsweek in. En dat is passend, want vrede is eerst en voor al een gave van God, een vrucht van zijn Geest. Ook deze zondag is de profeet Jesaja onze bode van vrede, en spreekt hij ons van de telg uit het geslacht van David die ons vrede en daarmee nieuw leven zal brengen. Naar deze mens van vrede zoeken wij in deze Advent. Wij dragen en doorleven daarmee het verlangen van heel onze wereld. Een verlangen waar velen zich niet bewust van zijn. Maar ondanks dat is het waar wat wij op Kerstavond in een prachtige hymne zingen: De Vredevorst naar wiens gelaat verlangend uitziet heel de aarde…
Richten wij ons nu met een gezongen gebed tot God, dat Hij ons niet vergeefs toont wat onze ziel verlangt, dat wij mogen volharden in zijn vergezicht.

Bezinning:

Het is een sterk beeld dat Jesaja gebruikt voor de situatie waarin het volk van Israël zich bevindt: het beeld van een dode stronk. Niet alleen is de prachtige, vruchtdragende boom er niet meer: ook wat er nog van restte is nu dood. Een sterk beeld, dat ook wij wel zullen herkennen. We hoeven het nieuws maar te volgen om eenzelfde soort beelden te zien. Beelden van dood en vernietiging die oorlogen teweeg brengen. Beelden van dood en vernietiging ten gevolge van de klimaatverandering. En misschien doemt zo’n beeld als van de dode stronk ook wel op als we denken aan de kleine rest die onze Kerk geworden lijkt te zijn, geworden is, in onze samenleving. En misschien herkennen we het beeld van de dode stronk zelfs wel in ons eigen leven, onze persoonlijke situatie.
Deze zondag richt de profeet Jesaja zich ook tot ons met zijn boodschap van hoop en vrede. Hij zegt ons aan: zelfs die dode stronk betekent niet het einde. Er zal een twijg aan ontspruiten, een scheut aan zijn wortels zal vruchten dragen. Jesaja voorziet de komst van iemand op wie de Geest van de Heer zal rusten, iemand die gerechtigheid en vrede zal brengen. Als christenen zien wij deze profetie ten volle vervuld in Jezus Christus, op Wie bij uitstek de Geest van de Heer rustte. En dan niet enkel een vervulling die ‘eens, ooit’ heeft plaatsgevonden en die wij met Kerstmis louter gedenken. Nee, Christus vervult de profetie van Jesaja ook nu, in onze tijd, in ons leven. Ook nu wil Christus onze hoop en onze vrede zijn.
Tegelijk, of misschien juist wel daarom, zijn ook wij geroepen om mensen van vrede te zijn. Om met ons leven ervan te getuigen dat die dode stronk niet het einde betekent, dat er hoop op vrede is. Daartoe hebben wij eerst en voor al de Geest van de Heer en zijn heilige werking nodig. Slechts als de Geest van de Heer op ons rust, zijn wij in staat om vredebrengers te zijn, gerechtigheid te doen en de hoop levend te houden. Wanneer wij de Geest laten werken wordt er reeds iets gerealiseerd van Gods Koninkrijk van vrede. De Geest bewerkt eenheid te midden van alle verschillen.
In onze maatschappij vandaag de dag worden mensen maar al te snel geoordeeld en zelfs veroordeeld naar uiterlijke schijn, op grond van geruchten. De verdeeldheid groeit, polarisatie op allerlei fronten, mensen denken in termen van ‘wij’ en ‘zij’.
Juist in onze maatschappij kan het dan een bijzonder krachtig en hoopvol teken zijn om in en door ons leven en samenleven met de Geest mee te werken aan eenheid in verscheidenheid. Om gerechtigheid te doen door recht te doen aan de ander. Om niet mee te gaan met de geruchten en de uiterlijke schijn, maar ‘de waarheid te spreken in liefde’, zoals de apostel Paulus dat zo treffend zegt.
Laten wij bidden om de Geest van de Heer en zijn heilige werking in ons. Dat wij op de plaats waar wij leven en met anderen samenleven streven naar eenheid in verscheidenheid, en zo vrede brengen en gerechtigheid doen.