Matteüs 21,28-32 – zr. Angela

Woord van welkom en inleiding:

Zusters en broeders, welkom in het huis van God, onze Vader. Wij mogen hier zijn zoals wij zijn, want wij zijn Gods kinderen.
In het evangelie van deze zondag gaat het uitdrukkelijk niet over zonen, maar over kinderen. In het Grieks staat er niet huioi, zonen, maar tekna, kinderen, borelingen, nakomelingen. Tekna komt van het werkwoord tiktoo, voortbrengen, baren. Als we dit evangelie horen, denken we misschien vanzelf aan dat van de barmhartige Vader en de twee zonen; de oudste is de zoon die ogenschijnlijk gehoorzaam de wil van de Vader doet maar in feite niet, de jongste gaat zijn eigen weg en komt pas later gelouterd weer thuis bij zijn vader. Maar het evangelie van vandaag sluit meer aan bij het Onze Vader, waarin wij God wel als onze Vader aanspreken, maar dat inclusief zonen én dochters als bidders insluit.
Welkom, dochters en zonen. Welkom op de weg van het evangelie, in de wijngaard van Gods liefde, waarin God ons vraagt ons in te zetten en rijke vrucht te brengen. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot…

Overweging:

Het evangelie van vandaag staat vlak na het verhaal over de intocht in Jerusalem. En de achtergrond ervan is Jezus’ bevoegdheid. De hogepriesters en de oudsten van het volk leggen Jezus een strikvraag voor: ‘Met welke bevoegdheid treedt u op?’ Jezus laat zich niet vangen en stelt hun een tegenvraag: ‘Waar kwam het doopsel van Johannes vandaan?’ Daar durven ze geen antwoord op te geven. Immers, als ze zouden zeggen: ‘van de hemel’ is het de vraag waarom ze Johannes dan geen geloof hebben geschonken. Maar als ze zeggen ‘van de mensen’, dan krijgen ze het volk tegen zich dat Johannes voor een profeet houdt. Daarom zoeken ze een uitvlucht: ‘Wij weten het niet’. Waarop Jezus hun antwoordt: ‘Dan zeg ik u ook niet krachtens welke bevoegdheid ik optreed.’
Meteen daarna vertelt Jezus de parabel van deze zondag. Een man had twee kinderen. Aan de een na de ander vraagt hij: ‘Mijn kind, ga vandaag werken in mijn wijngaard.’ De eerste zegt ja en doet het niet, de tweede zegt nee, maar krijgt spijt en gaat toch. Jezus’ bedoeling wordt al snel duidelijk: het kind dat ja zegt en nee doet, staat voor de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten van het volk, die geen geloof schenken aan Johannes die tot hen gekomen is op de weg van de rechtvaardigheid. De tollenaars en zondaars daarentegen komen tot inkeer en schenken wel geloof aan Johannes. Voor hen staat het kind dat nee zegt en ja doet, omdat het later spijt kreeg en toch ging.
Meteen hierop vertelt Jezus nog een parabel, weer rond de thematiek van de wijngaard. Een landeigenaar legt een wijngaard aan. Gods vaderlijke liefde voor zijn volk concentreert zich rond
een warme en vruchtbare wijngaard. Na deze parabel snappen de hogepriesters en farizeeën de boodschap: Jezus heeft het over hen. Ze willen hem te grijpen, maar ze zijn bang voor de mensen.
Ja zeggen en nee doen. Nee zeggen en ja doen. Zo gaat dat met kinderen, met ons. Ons hart heeft twee kanten, in het Hebreeuws wordt lef, hart, ook wel eens geschreven en uitgesproken als levav, met een dubbele slotmedeklinker om onze dubbelheid van hart weer te geven.
Er is maar één Kind van God, dat ja zegt en ja doet tegenover de Vader. Dat is Jezus zelf, zijn Eerstgeborene. Laten wij ons als zijn zusters en broeders spiegelen aan Hem, in de hoop dat ook ons hart in zijn voetspoor ondubbelzinnig één wordt. En laten wij vertrouwen dat God zolang dat nodig is geduld met ons heeft en op de uitkijk staat naar onze gelouterde thuiskomst bij Hem.

Woord voor onderweg van Dag Hammarskjöld:

Vermoeid
en eenzaam.
Vermoeid,
het hart doet zeer.
Langs de rotsen
sijpelt de dooi.
De vingers zijn stom,
de knieën trillen.
Nu, nu is het ogenblik daar
dat je niet mag loslaten.

Anderen vinden rustplaatsen
op hun weg, in de zon
waar ze elkaar ontmoeten.
Maar dit
is jouw weg
en het is nu, nu
dat je niet mag falen.

Schrei,
als je kunt,
schrei
maar klaag niet.
De weg koos jou –
en je moet dankbaar zijn