Lucas 15,1-32 – zr Edith

Inleiding:

Zusters en broeders, U bent allen welkom in de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest. Vandaag beluisteren wij drie parabels, verhalen uit en voor het leven van alle dag, waarin wij als in een spiegel kijken en in de weerkaatsing herkenning zoeken. Wie is er nooit iets kwijtgeraakt en heeft niet overal gezocht? Wie kent niet de blijdschap of de opluchting als het verlorene is gevonden? Herkenning genoeg. Het gaat over ons. Maar, zijn wij de zoekenden of worden wij gezocht? Als je in de spiegels blijft kijken zie je een een gouden draad glinsteren door alle beelden heen. Glinsteren de tranen van degene ‘die schreiend zoekt naar het verloren kind.’ Laten wij horen wat we hebben ‘gehoord van mensen’.

Lezing: Lc 15,1-7

overweging:

Wie is die herder, die zijn hele kudde achterlaat om het schaap dat hij kwijt is, te gaan zoeken? Ik vermoed, dat Jezus hier naar de barmhartige God verwijst. Hij zoekt overal waar hij het maar denkt te vinden. Hij zoekt tussen doornstruiken, heggen, moddersloten, ravijnen en woestijnen. Hij zoekt overal waar het schaap in nood kan zijn en zichzelf niet kan bevrijden. Een zoekende Herder: dat is God, ‘onvoorstelbaar’ … op zoek naar een mens in nood. Wie is dat verloren schaap? Ben ik het? Ben jij het? Is God op zoek naar jou, naar mij? Steeds weer zoekt Hij, gedreven door barmhartigheid, naar hen ‘die in de doods woes-tijn onvindbaar zijn.’ Vóór wij Hem hem roepen en zoeken, worden wij door Hem gezocht. Verwonderd om zoveel zorg, bidt de psalmist: ‘Heer, wat is dan de mens dat Gij acht op hem slaat, het mensenkind dat Gij hem aanziet?’ (Ps. 8,5)

Lezing: Lc 15,8-10

overweging:

Stel je voor. De God heeft een ‘drachme’ verloren. Dat drachme ben jij. Hij gaat jou zoeken, komt je huis binnen en begint met alles wat je als aankleding van je ego tot stand hebt gebracht, te doorzoeken en van zijn plaats te schuiven. Alles wat je aan bezit, zekerheid en aanzien hebt verworven om je ego te versterken, wordt één grote chaos. Toch zoekt Hij in die chaos verder naar dat éne drachme: jouw echte Zelf, je wezenskern, het kostbaarste van jou in zijn ogen. Als Hij dát heeft gevonden stroomt zijn mateloze vreugde door jou heen en van jou uit. Het wonderlijke dringt ook bij jou door: jij hebt God gevonden.

Lezing: Lc 15,11-32

overweging:

Deze derde parabel spiegelen we aan de wijsheid van de woestijnmonnik Antonios. Uit eigen ervaring wist hij dat de Barmhartige een zwak heeft voor verloren mensen en dat je hen nooit mag afschrijven. Van Antonios wordt verteld:
‘Een broeder in het klooster van abbas Elias overkwam een bekoring. Daarom werd hij daar weggejaagd en kwam de berg Kolzim op bij oudvader Antonios. Daar bleef de broeder enige tijd. Dan stuurde Antonios hem terug naar het klooster waar hij vandaan was gekomen. Toen zij hem zagen, verdreven ze hem opnieuw. Toen keerde hij terug naar de oudvader en zei: ‘Vader, ze willen me niet meer opnemen’. Toen zond Antonios hun een boodschap met deze inhoud: “Een schip leed op zee schipbreuk, verloor zijn vracht en werd met moeite aan land gezet. Jullie echter willen wat behouden aan land gebracht is, in zee dumpen?” Toen zij beseften, dat oudvader Antonios de broeder terugstuurde, namen zij hem onmiddellijk weer op.