Matteüs 16,13-20 – zr. Christiana

Overweging:

Paus Ben.XVI benadrukt in zijn encycliek Deus Caritas est: Christen zijn is niet een kwestie van een ethische keuze, een “goede persoon” zijn, noch gaat het om het aanvaarden van een verheven idee of een reeks catechetische zinnen. Christen zijn is een gebeurtenis: een ontmoeting met een Persoon. Een Woord dat gebeurt. Het evangelie getuigt van zo’n persoonlijke ontmoeting. “Gij, wie zegt gij dat Ik ben?” vraagt Jezus.
Het gebeurt niet al te vaak in de evangelies maar Petrus heeft het bij het goede eind. Het is raak. Ja, zelfs zalig. Het gesprek dat daarop volgt tussen Jezus en Petrus dient traditioneel als de Schriftuurlijke basis voor het primatiaal pauselijke ambt van de bisschop van Rome en is in die context door de eeuwen van de kerkgeschiedenis heen aanleiding geweest tot zowel vruchtbare leer over de Kerk als tot controverses en machtsstrijd. Maar als ik, als een relatief jonge (ja-we worden allemaal een jaartje ouder) religieuse in de Kerk van vandaag om me heen kijk, hetzij veraf of dichtbij, weerklinkt in mijn hart een dringend oproep om terug te gaan “naar het begin.” Terug naar de basis, de fundamenten, de bron.
Gaan we te vluchtig voorbij aan het begin, de basis van het evangelie:i.e. wat er vooraf gaat aan de zalige woorden van Petrus dat niet expliciet beschreven is? Nog voordat hij iets zegt: 1. Hij erkent de aanwezigheid van Jezus. 2. Hij luistert naar wat Jezus op dat moment van hem vraagt. 3. Hij handelt ernaar. Drie fundamentele “basis stappen” die Petrus leidt tot zaligheid.
“Gij, wie zegt gij dat Ik ben?” vraagt Jezus. En Petrus, door te richten op wie de Ander is, de Christus, ontdekt wie hij zelf is, met een nieuwe naam, nieuwe identiteit, nieuw leven -in Christus. Zaligheid is niet slechts een ontdekken wie God is maar wie jij bent. Sterker nog, het is alleen door de persoonlijke ontmoeting met God dat we kunnen ontdekken wie we in onze diepste werkelijkheid zijn. In Christus heeft God het antwoord geopenbaard op het mysterie, de levende brandende vraag die ieder mens is. Het evangelie getuigt: de Vragende is tevens het Antwoord.
Toen Petrus de 3 basisstappen nam van aanwezigheid-luisteren-beantwoorden had hij nooit kunnen weten wat er op zou volgen. En misschien is dat nog wel het fundament van de basis: het niet weten. Alleen het niet weten kan ruimte scheppen voor een waarachtige ontvankelijkheid voor het Antwoord dat Christus is in Persoon. Het niet weten in het vertrouwen dat Hij het weet als mensgeworden Liefde, de Liefde van Vader, in de Heilige Geest. En wat dat concreet betekent voor wie God is en wie wij zijn kunnen we slechts stap voor stap ontdekken door telkens weer opnieuw terug te gaan naar het begin; ons te keren naar zijn Aanwezigheid, te luisteren, te beantwoorden… en het geloof verzekert ons: Gods Antwoord op de vraag wie wij zijn is altijd meer dan alles wat de mens kan bedenken, elke voorstelling en verlangen overtreffend- ad infinitum- tot in het oneindige.
Ook de heilige Franciscus leert ons terug te gaan naar het begin, naar het niet weten, naar een armoede die de vraag naar “wie ik ben” niet bezit maar loslaat in overgave aan Christus. In naakte waarheid voor de naakte Christus ontdekte Franciscus in God zijn diepste werkelijkheid, zijn ware identiteit, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. “Wie zijt Gij, Heer?” en “wie ben ik?” bad hij de hele nacht door …wakend… “Wie zijt Gij, Heer?” en “wie ben ik?”….Ja, God openbaart aan de armsten, de kleinsten wat Hij verborgen houdt voor wijzen en verstandigen.
Ik sluit af met een verhaal over een kleine arme als zodanig. Een kardinaal ging voor in een Eucharistieviering voor kinderen uit de sloppenwijken: kinderen die letterlijk uit de vuilnisbelten komen. Ze wonen, werken, spelen, leven en sterven in en van de vuilnis. Stel je voor- meer dan 1000 kinderen in de kerk: de herrie, het vuil, de stank, de honger…Het was 2 dagen voor Kerstmis en het evangelie; de geboorte en besnijdenis van Johannes de Doper met de vraag: “Wat zal er van hem worden?” In een intermezzo tijdens de Mis stelde de kardinaal dezelfde vraag aan de kinderen: “en wat wil jij worden?” Aanvankelijk reageerden ze allen heel beschroomd, slechts een paar jongens durfden naar de voren te komen en aan de microfoon te vertellen wat ze wilden worden: arts, ingenieur…maar al gauw verdween de schroom als sneeuw voor de zon en stormden alle kinderen af op de microfoon. De kard. raakte enigszins in paniek en vroeg zich af hoe hij hier een eind aan kon breien om de viering voort te kunnen zetten.
Toen merkte hij in de lange rij een klein meisje op met een roze shirt aan. Dus kondigde hij aan: OK kinderen, het meisje in het roze mag als laatste en de rest kan na de Mis tijdens het middagmaal verder vertellen. Aldus werd de rij korter en korter, totdat tenslotte het meisje in het roze voor de kardinaal stond: hij zag dat zij het Syndroom van Down had. Onzeker of het meisje de vraag wel begrepen had vroeg hij nogmaals: “ok, kleine meid, wat wil je worden? Wat wil jij?” Het meisje nam resoluut de microfoon, richtte zich naar allen, en met een prachtige glimlach zei: “Ik wil liefde!” Er viel onmiddellijk een diepe stilte in de kerk, en toen, 1 voor 1, begonnen de kinderen op te staan, en enthousiast te klappen….
Ik wil liefde, ik wil God… broeders en zusters, ze sprak namens ons allen: namens al die kinderen, namens u, namens mij, ja, namens de Christus en al de ledematen van zijn Lichaam dat de Kerk is: Ik wil Liefde. Ik ben Liefde. En de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.