Lucas 21,25-28+34-36 – zr. Emmanuel

Inleiding en gebed:

Zusters, de genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met ons allen. Amen.
De Advent is begonnen, een tijd van stilte en inkeer, van verwachten en verlangen, van gelovig uitzien naar Hem die komen zal. De heilige Jozef zal daarbij onze gids zijn. We pikken zo nog net het staartje mee van het jaar dat door paus Franciscus aan Jozef gewijd is.
We weten maar weinig van Jozef. Maar wát we van hem weten, maakt hem bij uitstek geschikt om ons te helpen ons klaar te maken voor de komst van Gods Zoon, voor het mysterie van Gods Menswording.
Het leven van Jozef speelt zich voornamelijk in de stilte en het verborgene af. Rechtschapen en integer als hij is weet hij wat wachten, wat waakzaamheid is. Hij is een man van groot geloof, ook als hij het niet begrijpt, ook als lijden hem treft. Hij schept ruimte en staat zo open voor Gods genade, voor het mysterie dat zich aan hem wil voltrekken.
Laten wij aan het begin van deze viering in de woorden van paus Franciscus ons gebed tot Jozef richten:
Wees gegroet, hoeder van de Verlosser
en echtgenoot van de maagd Maria.
Aan u heeft God zijn zoon toevertrouwd;
in u stelde Maria haar vertrouwen;
met u is Christus mens geworden.
O gezegende Jozef, toon u ook voor ons een vader
en leid ons op onze levensweg.
Verkrijg voor ons genade, barmhartigheid en moed,
nu wij ons voorbereiden
op de menswording van Gods Zoon:
Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Bezinning:

Ieder jaar klinkt het op deze eerste zondag van de Advent: ‘Weest waakzaam!’ Als het gaat om de geboorte van Gods Zoon, om het mysterie van Gods Menswording dat zich ook aan ons wil voltrekken, is waakzaamheid geboden. Immers, te midden van onstuimig gebulder, in tijden van radeloosheid en angst, is het moeilijk oog en oor te hebben voor een God die stil en verborgen komt, als een kwetsbaar klein kind. Te midden van al die grote, spectaculaire tekenen gaan we al te gauw voorbij aan het enige echte teken: de Mensenzoon. God die mens wordt.
Daarom: ‘Weest waakzaam!’
De heilige Jozef heeft dat goed verstaan. Ook hij heeft in zijn leven radeloosheid en angst gekend, om hem heen en in hemzelf. Nog voor de geboorte van Jezus, als hij geconfronteerd wordt met een zwangere verloofde, zwanger van een kind dat niet het zijne is. Als hij op last van de Romeinse overheersers met Maria de reis naar Bethlehem onderneemt. Als hij halsoverkop met zijn gezin vlucht naar Egypte. Als hij drie dagen lang radeloos en angstig op zoek is naar de nog maar twaalfjarige Jezus in Jeruzalem. En al die keren waar de evangelies niet van verhalen, de lege ruimtes die we zelf kunnen invullen.
Al die keren blijft Jozef waakzaam. Hij weet dat angst een slechte raadgever is, en wacht. Hij wacht op een teken van Godswege. En telkens opnieuw krijgt Jozef dat teken. Of beter gezegd: verstaat Jozef dat teken. In de nacht – letterlijk en figuurlijk – ontvangt Jozef een teken van Godswege. Jozef ontwaart Gods reddende hand, Gods onmiskenbare aanwezigheid in en doorheen alles wat hem overkomt.
En wij? Ook wij kennen periodes van radeloosheid en angst, van lijden en verdriet. Om ons heen en in onszelf.
Wij worden deze zondag uitgenodigd in het duister van de nacht te waken met Jozef. Dat wij, net als Jozef, Gods reddende hand mogen ontwaren, Gods onmiskenbare aanwezigheid in en doorheen alles wat ons overkomt.