Zij ontmoeten elkander, genade en waarheid;
gerechtigheid en vrede, zij kussen elkaar… (psalm 85,11)

Marcus 13,33-37 – zr. Emmanuel

welkom en inleiding:

Zusters en broeders in Christus, wij zijn hier bijeen in de ruimte en de liefde van God die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Van harte welkom in deze vigilie van de eerste zondag van de Advent. Welkom in de verwachting van de bruiloft tussen hemel en aarde, tussen God en mens, in en door de menswording van Gods Zoon. In Hem raken hemel en aarde elkaar. In de woorden van psalm 85: zij kussen elkaar. Ja, de menswording van Gods Zoon, van God zelf, is eerst en vooral een ultieme liefdesdaad, een zaak van het hart. Het is daarom dat we vanavond, en de volgende Adventszondagen, zullen luisteren naar het Hooglied, het lied van de liefde tussen God en mens. Deze wordt in het oorspronkelijke Hebreeuws ten gehore gebracht door de zusters Benedictinessen van Sint Lioba, samen met de joodse voorzanger Chaim Storosum.
Hemel en aarde raken elkaar, kussen elkaar. In het Rorate caeli zongen we reeds ons verlangen daarnaar uit: Dauwt, hemelen, uit den hoge; en wolken, regent de Gerechte… Dit haast in weerwil van de woestenij die onze wereld vandaag de dag geworden lijkt te zijn. Of misschien kunnen we ronduit zeggen: die onze wereld vandaag de dag geworden is. Maar gelukkig is Gods liefde sterk als de dood, sterker dan de dood…

overweging:

Wanneer het gaat om de komst van Gods Zoon, om de komst van Hem in wie hemel en aarde elkaar raken, is er allereerst waakzaamheid geboden. Ons wordt op deze eerste Adventszondag aangezegd: ‘Weest waakzaam!’

Deze aansporing is bepaald geen overbodige luxe. Te midden van die woestenij waarover we in de eerste strofe van het Rorate caeli zongen, is het maar al te gemakkelijk (of zelfs aanlokkelijk) om afgeleid of afgestompt te raken. Wanneer de zoveelste ramp gebeurt, de zoveelste slachtoffers van oorlogen vallen, het zoveelste teken van klimaatverandering zich aan ons openbaart, en de tweedracht en verdeeldheid in onze samenleving maar blijven toenemen… Dan kan ons de moed in de schoenen zakken en zouden we wellicht het liefst onze ogen ervoor sluiten. Maar dat is het ‘slapen’ waarvoor Jezus ons in het Evangelie juist waarschuwt. Hij zegt ons: laat u niet slapend vinden! Te midden van die woestenij roept Jezus ons op om waakzaam te zijn. Om de hoop en de verwachting levend te houden dat genade en waarheid zullen zegevieren, dat gerechtigheid en vrede aller mensen deel zullen worden.

Maar deze hoop en deze verwachting betekenen niet een passief afwachten. Want dan zou Hij ons alsnog slapend vinden wanneer Hij komt. Nee, ons heeft de Heer het beheer van zijn huis overgedragen. Het beheer van ons gemeenschappelijke huis, Gods schepping; en de zorg over zijn mensen. Aan ieder van ons heeft God zijn of haar taak aangewezen. Wij moeten doen wat ons te doen staat, wat God ons te doen gegeven heeft.

Maar wat we ook doen en hoeveel we ook doen: dat alles heeft slechts waarde, eeuwigheidswaarde, wanneer het in en vanuit liefde gedaan wordt. Op de avond van het leven blijft alleen de liefde over. Wanneer Christus komt vraagt Hij ons slechts naar de mate waarin wij hebben liefgehad, de mate waarin wij hebben geleefd en gehandeld vanuit liefde. Daarin bestaat de waakzaamheid waartoe Christus zelf ons oproept, in deze Advent en in feite elke dag van ons bestaan. Want Hij zal komen, Hij – in wie hemel en aarde elkaar raken, op een uur dat wij niet kennen. Onverwachts.

luisterlied: Hooglied 8,6-7, gezongen door de zusters Benedictinessen van St. Lioba en chazan Chaim Storosum