Jesaja 2,1-5 – zr. Emmanuel

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, wij zijn hier bijeen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen. Het is weer Advent, een tijd van wachten en verwachten, van verlangen en hopen, van uitzien naar de komst van Hem die wordt genoemd: Vredevorst, Koning van vrede.
Vrede. Is er een groter verlangen, een grotere nood denkbaar in onze wereld? Onze wereld met zoveel brandhaarden van oorlog en geweld, van haat en verdeeldheid, en met alle ellende die daaruit voortvloeit…
Het is de profeet Jesaja die ons in deze Advent te midden van dat alles vrede aanzegt, zijn droom van vrede in ons wakker wil roepen. Doch die vrede is meer dan een droom. Want wij verwachten Hem van wie de apostel zegt: ‘Hij is onze vrede.’ De vrede die ons wordt aangezegd krijgt een naam en een gezicht, wordt vlees en bloed in Christus, bij uitstek de mens van vrede.
Maar ook wij zijn geroepen mensen van vrede te worden. Want de ‘vrede op aarde’ waarvan de engelen met Kerstmis zingen geschiedt niet alleen voor, maar ook door alle mensen van goede wil. De Vredevorst wil immers ook in ons hart geboren worden, vlees en bloed worden, handen en voeten krijgen.
Op Kerstavond zingen we in de hymne: De Vredevorst naar wiens gelaat verlangend uitziet heel de aarde… Maar velen zijn zich niet van dit verlangen bewust… Laten wij in deze Advent dit verlangen dragen en ten diepste doorleven, en naar de mens van vrede zoeken, ten bate van heel onze wereld.
Richten wij ons nu met een gezongen gebed tot God, dat Hij ons niet vergeefs toont wat onze ziel verlangt, dat wij mogen volharden in zijn vergezicht.

Bezinning:

Na alle apocalyptische beelden die de lezingen van de afgelopen laatste weken van het kerkelijk jaar ons schetsten, is het visioen van Jesaja bijzonder troostrijk. Er komt een einde aan alle oorlogen en onlusten, een einde aan alle tweedracht en verdeeldheid.
Jesaja ziet de berg Sion, de plaats van Gods aanwezigheid, oprijzen boven alle bergen. En die plaats heeft in zijn visioen een onweerstaanbare aantrekkingskracht op álle volkeren, op talloze naties. Gezamenlijk trekken ze erheen. Zo is de berg Sion de goddelijke tegenhanger van de toren van Babel. De toren van Babel, van menselijke makelij, als een ultieme poging van de mens om over eigen leven – en daarmee onvermijdelijk ook over andermans leven – te heersen, bracht verdeeldheid teweeg. De berg Sion echter verenigt de volkeren. God heerst er op zo’n wijze dat vrede tot stand komt. Geen vrede die al het gedane onrecht bedekt en verbloemt, maar duurzame vrede die slechts tot stand komt in en door Gods oordeel naar recht. Wapens worden omgesmeed tot ploegijzers, tot sikkels. Tot werktuigen die het leven voeden, in plaats vernietigen.
Ja, een troostrijk visioen. Een visioen dat Jesaja vervuld ziet ‘op het einde der dagen’, in de toekomst. De werkelijkheid van nu is vaak en op veel plaatsen anders. We hoeven maar naar het nieuws te kijken om daarmee geconfronteerd te worden. En ook in ons eigen leven is vrede soms ver te zoeken, in onze relaties met anderen, in onszelf. Is het visioen van Jesaja dan enkel bedoeld als houvast bij het uithouden van deze werkelijkheid? Maar Christus, de man van vrede, ís al gekomen, Hij heeft ons al verlost en vrede gebracht. Zijn vrede ís reeds een werkelijkheid die ons deel kan zijn. Niet een werkelijkheid waar we afgesloten zijn van de wereld en haar (en onze eigen) onverlostheid. Maar juist er middenin. Wij zijn geroepen om naar het voorbeeld van Christus mensen van vrede te zijn. Ook Hij heeft het kwaad gekend en is te midden daarvan mens geworden en mens gebleven. Wij zijn geroepen om als profeten het visioen van vrede levend te houden in onze wereld. Om vrede en eenheid te bevorderen op de plaats waar wij leven. In onze eigen steden, onze eigen gemeenschappen, onze eigen gezinnen en families. Van broeder Christian, een van de door moslimextremisten vermoorde trappisten van Tibhirine, is een kort gebed opgetekend dat hij veel gebeden heeft:
‘Heer, ontwapen mij. Heer, ontwapen hen.’
Laten wij in deze eerste Adventsweek het visioen van vrede levend houden op de plaats waar wij leven, en laten wij onze eigen ‘zwaarden en speren’ omsmeden tot werktuigen van vrede.
‘Heer, ontwapen mij. Heer, ontwapen hen.’ Dat dat ons gebed mag zijn.