1 Koningen 19,1-21 – zr. Emmanuel
inleidend woord:
Zusters en broeders, wij zijn hier bijeen in de Naam van onze Drie-Ene God, Die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen. Van harte welkom in deze vigilie van de 19e zondag door het jaar. Vorige week vierden we het feest van de Gedaanteverandering van de Heer. We hoorden hoe Jezus op de berg een onderhoud heeft met die twee groten in de joodse traditie: Mozes als vertegenwoordiger van de wet, en Elia als vertegenwoordiger van de profeten.
Ook deze zondag horen we over Elia. In de eerste lezing klinkt een van de bekendste verhalen over Elia, over zijn ontmoeting met God op de berg Horeb. En zo zijn er nog twee bekende verhalen over Elia die elk in een ander liturgisch jaar klinken. Wie de Bijbel erop naslaat, komt tot de verrassende ontdekking dat alle drie de verhalen in één en hetzelfde hoofdstuk voorkomen. Ze horen dus in elkaars context, en vormen in feite samen één groot verhaal. Laten wij in deze viering dat ene verhaal samen lezen en overwegen. Wat wil God ons doorheen dit verhaal zeggen?
Bezinning:
Vlak voor ons verhaal van vanavond heeft Elia net een enorm succes behaald. Hij heeft het, als ‘enig overgebleven profeet van de HEER’, opgenomen tegen de vierhonderdvijftig profeten van Baäl. Het lukte de profeten van Baäl maar niet om een hemelse vlam af te smeken om hun offer in brand te zetten, hoezeer ze zich daartoe ook inspanden. Elia daarentegen, was nog maar net klaar met zijn gebed of het vuur van de HEER sloeg neer en verteerde het brandoffer. Toen de mensen dit zagen, wierpen zij zich voorover op de grond en erkenden de HEER als de ware God.
Maar in plaats van dat het vanaf dan voor Elia van een leien dakje gaat, blijkt het tegendeel: koningin Izebel is woedend en zint op wraak. Elia moet vluchten voor zijn leven. En wat nog erger is – want veel kwetsbaarder en innerlijker – : Elia verliest de moed. Hij is uitgeput, hij gelooft er niet meer in. Na een tocht van een dag in de woestijn belandt Elia onder een bremstruik en zegt: ‘Het wordt mij teveel, HEER, laat mij sterven, want ik ben niet beter dan mijn voorvaders.’
Maar God laat niet af. Hij laat Elia niet los. Meer dan in zijn aanvankelijke succes blijkt God Elia nabij wanneer hij het moeilijk heeft, in zijn wanhoop, in zijn moedeloosheid. Meer nog dan in het allesverterende vuur is God aanwezig in een engel op zijn weg, in levengevend voedsel en drank, in een stem die hem moed inspreekt.
Dat is iets wat Elia gaandeweg moet leren, dat God zich niet zozeer in grootse dingen en successen vertoont, maar meer in de kleine dingen van alledag, in la petite bonté, het kleine goede. In de stilte.
Op de berg Horeb leert Elia waar de HEER aanwezig is. Niet in de zware storm, niet in de aardbeving, niet in het vuur. Maar in het suizen van een zachte bries. Dit is een ervaring die Elia wezenlijk en blijvend vormt. De HEER stelt hem tweemaal dezelfde vraag – ‘Waarom ben je hier, Elia?’ – zowel direct voor als na die ervaring van Gods aanwezigheid. En hoewel Elia’s antwoord beide keren hetzelfde is, is er die tweede keer blijkbaar toch iets veranderd, want de HEER roept en zendt Elia dezelfde weg terug door de woestijn.
En Elia gaat, vervuld van hernieuwde geestkracht en moed, in het diepe besef dat de HEER met hem is, in en doorheen alles. En die geestkracht blijkt aantrekkelijk en aanstekelijk. Elia ontmoet Elisa, en blijkbaar gaat er zoveel van Elia uit, dat Elisa alles achterlaat en Elia volgt.
Misschien is het dat wat wij van Elia kunnen leren: net als hij gevoelig worden voor Gods aanwezigheid in het kleine, in het alledaagse, in het verborgene, in de stilte. Laten ook wij ons afstemmen op het suizen van die zachte bries, om zo vervuld te worden van moed en geestkracht. Een geestkracht die ons doet gaan waarheen God ons roept, en die aantrekkelijk en aanstekelijk blijkt voor anderen.
Gebed:
God, Vader van alle barmhartigheid,
wij danken U voor uw aanwezigheid
in de kleine dingen van alledag, in het kleine goede.
Wij bidden U: stem ons af op uw stem, op uw stilte,
op uw aanwezigheid in het suizen van de zachte bries.
Opdat wij, vervuld van uw Geestkracht,
gaan waarheen U ons zendt,
in het voetspoor van Hem:
Jezus Christus, onze Heer. Amen.