Lucas 12,13-21 – zr. Esther

Lezing   Wijsheidsspreuk 18 van Franciscus
Gelukkig de mens die zijn naaste in al diens broosheid draagt, zoals hijzelf door hem gedragen zou willen worden als hij in dezelfde toestand zou verkeren.
Gelukkig de dienaar die al het goede teruggeeft aan de Heer God, want wie iets voor zichzelf achterhoudt, verbergt in zich het geld van de Heer zijn God en wat hij meende te hebben, zal hem afgenomen worden.

Bezinning
Wie de wijsheidsspreuk van Franciscus zo hoort zal zich wellicht afvragen of het daarbij wel om dezelfde zaak gaat als in het evangelieverhaal dat we hoorden. Daar gaat het toch vooral over bezit en niet over kwetsbaarheid, noch die van de boer zelf noch die van een ander.
Laten we nog eens stilstaan bij de setting van het verhaal: het gaat om een erfenis. Een erfenis die gedeeld moet worden. En ze proberen Jezus de verdeling in de schoenen te schuiven; maar daar past Hij voor. En Hij vertelt het verhaal over de boer. Een rijk man met een rijke oogst. En deze besluit om alles op te slaan, te rusten en te genieten in de wetenschap dat hij jaren toe kan. Een grenzen-loos verhaal. Alsof hij alleen op de wereld is. Maar wij zijn niet alleen op de wereld. Er zijn ook anderen en daarmee moeten we delen, of we willen of niet. De lucht die we ademen, het water dat we drinken, de grond waarop we staan. Ze zijn ons als genade gegeven om te leven. Niets daarvan is ‘van mij-alleen’. En precies dat is ook een bron van verstoring voor ons. Daar raken we aan grenzen, van mij en van de ander. En dat is precies ook waarin onze broosheid ligt.
We hebben allen een erfenis ontvangen, een genade van God. Dat kan materiele rijkdom zijn, maar ook een bijzonder talent of heel eigen vaardigheden. Deze alleen voor onszelf aanwenden en niet om ook anderen te helpen is de erfenis verbergen…., niet delen.
En zo is de boer uit het Evangelie toch een goede casus om de spreuk van Franciscus goed te kunnen verstaan.
Er is niets tegen rijkdom, of het uitbouwen van een talent dat je gegeven is, maar als het daarbij blijft, gaat het niet over het leven. Het leven gaat over het gedeelde bestaan, het gemeenschappelijke huis. Het dragen van elkaar in ieders broosheid. En de echte rijkdom is die van het Koninkrijk van God; aan allen gratis geschonken door de Gever van alle goed. Menen zelf iets te hebben is een illusie. Alles is gave. En als gave bezit wordt, gaat het snel mis. We gaan dan voorbij aan de broosheid van ons menselijk bestaan (en de verleidingen om dat te doen zijn alom aanwezig).
Onze uitdaging is om allereerst mens te worden, in het besef van alle broosheid die daarbij hoort:   gelukkig de mens….
En dan is het de uitdaging om vanuit dat besef al wat ons geschonken is te delen met anderen en elkaar zo te dienen:  gelukkig de dienaar…..  Franciscus zet het heel treffend neer.
Niets verduisteren, verbergen maar alles juist rendement geven, en zo weergeven, teruggeven ‘om niet’. ‘Reddere’ is het werkwoord dat Franciscus gebruikt, thuisbrengen waar het behoort: bij God en zijn  Koninkrijk. Dus daar waar ik mijn gaven deel met de ander of inzet voor de ander, geef ik ze terug aan God. Het hoeft niet groot en spectaculair te zijn, het kan klein en eenvoudig beginnen, precies in dat wat je hier en nu te geven hebt. Het gaat om jouw hart, jouw ziel, jouw gaven en wat jij ermee doet ‘om niet’/gratis omwille van de Gever van alle goed en zijn gerechtigheid.