Marcus 6,7-13 – zr. Emmanuel

* inleidend woord:

Broeders en zusters, wij zijn hier samen in de naam van de hoogste Drievuldigheid en heilige eenheid van + Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Onze viering vanavond heeft een franciscaans tintje. Hoe kan het ook anders, nu het Evangelie centraal staat waarvan de vroegste bronnen over Franciscus hebben opgetekend dat hij bij het horen daarvan uitriep: ‘Dat is wat ik wil, dat is het wat ik met al mijn krachten wil gaan volbrengen!’
En is het ook niet ónze roeping, het Evangelie met al onze krachten zo goed mogelijk trachten te volbrengen?
Laten we daarom gaan luisteren naar de woorden van het Evangelie en ernaar gaan handelen.
Richten wij ons daartoe biddend tot God:

* bezinning:

Op het moment dat Franciscus de uitzendingsrede hoort en er uitleg over vraagt aan een priester, is Franciscus al meer dan twee jaar bekeerd. In die twee jaar heeft hij de roepstem van God – ‘Ga en herstel mijn huis’ – heel letterlijk opgevat en heeft hij drie kerkjes hersteld. Met de uitzendingsrede begint hij zijn roeping in de eigenlijke zin te verstaan: het Evangelie verkondigen in woord en daad, en zo Gods Kerk herstellen.
Zowel bij Celano als in het verhaal van de drie gezellen wordt het moment beschreven dat Franciscus de uitzendingsrede hoort en er diep door geraakt wordt. Franciscus wil wat hij hoort en begrijpt met al zijn krachten volbrengen. Dat was zijn voornaamste zorg, daartoe wist hij zich geroepen, zo hoorden we daarnet.
Treffend is dat zodra Franciscus de uitzendingsrede in praktijk gaat brengen, vrijwel onmiddellijk zijn eerste zes broeders zich bij hem aansluiten. Blijkbaar raakt de uitzendingsrede aan de kern van de franciscaanse bezieling.
De geest van de uitzendingsrede, de franciscaanse geest, is er een van gemeenschap, van samen op weg zijn. En dat geldt niet alleen voor Franciscus, voor wie de wereld zijn klooster was, maar evenzeer voor Clara. Zij wist zich binnen de muren van San Damiano pelgrim en vreemdeling en had er weet van de dynamiek van de Weg. De leerlingen mogen onderweg niets meenemen. Bij Marcus laat Jezus hen een stok en sandalen, maar bij Matteüs niet en bij Lucas staat er eenvoudigweg: ‘Neemt niets mee voor onderweg.’ Broeder Pol Swinnen zg. vervolmaakte deze zin heel treffend: ‘Neem niets mee voor onderweg, dan heb je enkel jezelf om te geven.’ Om eraan toe te voegen: ‘Deze gave van onszelf bepaalt de evangelische kwaliteit van ons leven.’
Ook in het geen voedsel, geen brood mogen meenemen voor onderweg zag broeder Pol iets soortgelijks. Hij zei: ‘Zonder brood op weg gaan is een beeld van ons mens-zijn, van de menselijke, apostolische tocht. Als leerlingen zijn we geroepen om brood te breken voor elkaar, terwijl we er zelf geen hebben. We zijn geroepen om ons voedsel te vinden in voedsel te zijn…’
Het ‘niets meenemen voor onderweg’ was voor Franciscus – en Clara – ook een beeld van ons gelovig bestaan: tegenover God kunnen wij enkel ontvangen. In het besef van onze armoede gaan wij met lege, open handen door de wereld. En als we dan tóch een stok mogen meenemen, zoals enkel bij Marcus opgetekend staat, dan is het nadrukkelijk niet langer onze eigen stok – ons eigen hebben en kunnen – maar Gods stok en staf. God zelf is het die naast ons gaat op onze weg, Die ons tot stok en staf is.

* slotgebed: (van Franciscus)

Almachtige, eeuwige, rechtvaardige en barmhartige God,
geef ons, erbarmelijke mensen,
omwille van Uzelf te doen
wat wij weten dat Gij wilt,
en altijd te willen wat U behaagt,
opdat wij, innerlijk gezuiverd,
innerlijk verlicht,
en door het vuur van de Heilige Geest ontstoken,
de voetstappen van uw geliefde Zoon,
onze Heer Jezus Christus, kunnen volgen
en door uw genade alleen
bij U, Allerhoogste, mogen komen,
die in volmaakte Drievuldigheid en eenvoudige Eenheid
leeft, heerst en wordt verheerlijkt, almachtige God,
door alle eeuwen der eeuwen.
Amen.

* woord voor onderweg van Clara:

Houd je houvast vast, doe wat je doet en geef niet op.
Je moet met snelle stap, met lichte tred
zonder je voeten te stoten,
zodat je schreden zelfs geen stof laten opwaaien,
onbezorgd, blij en opgewekt
het pad van de gelukzaligheid voorzichtig gaan.