Lucas 9, 51-62 en 1e brief van Clara aan Agnes van Praag 15-21 – zr. Emmanuel

Bezinning:

In het Evangelie hoorden we hoe Jezus op weg gaat naar Jeruzalem. Vastberaden aanvaardt Jezus de reis, tekent de evangelist Lucas op. Blijkbaar gaat er iets aanstekelijks van die vastberadenheid uit, want prompt melden zich mensen die Jezus willen volgen, die zich geroepen weten om Hem te volgen.

Met elke keuze die we maken sluiten we andere keuzes uit, dat is met de keuze voor Jezus – door in te gaan op zijn roepstem en Hem te volgen – niet anders. In de Willibrordvertaling luidt het kopje boven dit stukje Evangelie dan ook: ‘Onthechting, voorwaarde om Jezus te volgen.’ Toch gaat er aan alle voorwaarden iets belangrijks vooraf. De bron van iedere roeping: Christus zelf. ‘De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten’, zegt Jezus.
Dit woord, deze ongehoorde en diepe waarheid heeft de heilige Clara diep getroffen. In haar eerste brief aan Agnes van Praag neemt zij dit woord van Christus over, in haar lof op de armoede. Zij spreekt over de wonderbare ruil van Christus, die hoewel Hij rijk was, omwille van ons arm is geworden, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede. Een liefdesdaad, noemt de apostel Paulus het (2Kor 8,9). En aangezien Christus’ liefde weer liefde wekt (4BrAgn 11), wil Clara – uit liefde – arm de arme Christus volgen, en vastberaden de weg gaan die Hij voor haar geworden is, ten einde toe.

De armoede van Christus, waarin Clara Hem wil volgen, is een armoede uit liefde. Een paradoxale armoede ook wel, want we kunnen haar liefhebben en omhelzen, naar haar bezitten en naar haar verlangen. Zij verschaft ons nu reeds eeuwige rijkdom en zij draagt de belofte van het koninkrijk der hemelen in zich. Dit roept weer andere evangeliewoorden op: ‘Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis of vrouw, broers, ouders of kinderen omwille van het Rijk Gods heeft prijsgegeven, of hij ontvangt het in deze tijd dubbel en dwars terug en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.’ (Lc. 18,29-30)
Of heel kort en krachtig: ‘Zoek eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en alles zal u worden geschonken als toegift.’ (Mt 6,33)

Als franciscaanse broeders en zusters zijn wij, geïnspireerd door de woorden en het voorbeeld van Clara en Franciscus, geroepen om ‘arm de arme Christus te volgen’, en steeds meer te leven uit liefde voor zijn liefde. Wij hebben nu reeds het honderdvoud aan ouders, kinderen, broers en zussen ontvangen. De hele wereld is ons klooster, en in de beslotenheid van ons klooster omvatten wij de wereld. In het voetspoor van de Mensenzoon mogen wij erkennen dat wij arm zijn en uit onszelf niets hebben en niets kunnen, om er zo met ons leven van te getuigen dat God genoeg is om van te leven. Zoals Franciscus zong in zijn lofzang op de Allerhoogste: ‘Gij zijt alles – onze rijkdom tot verzadigens toe.’

1e brief van Clara aan Agnes van Praag 15-21:

O zalige armoede, wie haar liefhebben en omhelzen
verschaft ze eeuwige rijkdom!
O heilige armoede, wie haar bezitten en naar haar verlangen
belooft God het koninkrijk der hemelen
en biedt Hij zonder twijfel de eeuwige glorie en het zalige leven.
O lieve armoede, die de Heer Jezus Christus boven al het andere heeft willen omhelzen,
Hij die hemel en aarde regeerde en regeert,
Hij die ook sprak en het was.
De vossen immers, zegt Hij, hebben holen
en de vogels van de hemel nesten,
maar de Mensenzoon (dat is Christus) heeft geen plek
waar Hij zijn hoofd neer kan leggen,
maar Hij boog het hoofd en gaf de Geest.
Nu dus zo’n goede Heer in de maagdelijke schoot kwam
en veracht, behoeftig en arm in de wereld wilde verschijnen,
opdat de mensen, die straatarm en behoeftig waren,
en gebukt gingen onder een nijpende behoefte aan hemels voedsel,
in Hem rijk zouden worden door het bezit van het hemels koninkrijk,
moet u het volop uitjubelen en u verheugen
vervuld van geweldige vreugde en geestelijke blijdschap.