* welkom en inleiding:

Zusters en broeders, wij zijn hier bijeen in de naam van de hoogste Drievuldigheid en heilige Eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
Van harte welkom in deze viering, deze wake waarin wij samen Clara’s sterven en transitus naar het land van de levenden gedenken. En tegelijk vieren we vanavond ook haar leven, en laven we ons aan haar lichtend voorbeeld.
Inderdaad: Clara is de smalle weg ten einde toe gegaan. Zo heeft zij laten zien wat het geheim van het leven is, wat een mens werkelijk gelukkig maakt. Clara heeft ontdekt dat het geluk van een mens gelegen is in ‘zijn waar je moet zijn’, op de plek van je bestemming, en in het beantwoorden aan je diepste roeping. Niet voor niets begint Clara haar Testament met dankbaarheid om haar roeping, en spoort zij ook haar zusters, en ons allen, daartoe aan. Zij schrijft:

“Onder de weldaden die wij van onze milde Gever, de Vader van alle barmhartigheid, hebben ontvangen en nog dagelijks ontvangen, en waarvoor wij de luisterrijke Vader zelf bij uitstek veel dank verschuldigd zijn, is die van onze roeping. (…) Daarom zegt de apostel: ‘Leer je roeping kennen.’ ”

Leer je roeping kennen. Clara citeert hier de apostel Paulus, maar verandert een wezenlijk woord. Waar Paulus, in de Bijbelvertaling die Clara kende, spreekt van videte – kijk, gebruikt Clara het woord agnosce – leer kennen, erken. Bij ‘kijken’ kunnen we nog aan de zijlijn blijven staan, als het ware verworden tot toeschouwers, en buiten schot blijven. Maar alles in ons wordt aangesproken door het woord agnosce. Agnosce is een zaak van het hart, zoals ‘kennen’ in Bijbelse taal ook altijd ‘beminnen’ inhoudt.
Liefde. Liefde is de bron en het doel van iedere roeping. God roept ons in liefde, opdat wij – onze roeping beantwoordend – steeds meer gaan leven uit liefde voor zijn liefde.
Laten wij in deze viering met Clara God danken om haar roeping, God danken om haar leven. Dat Clara ons tot spiegel en voorbeeld mag zijn om onze eigen roeping te leren kennen.

* gebed:

Laat ons bidden.
God, Vader van alle barmhartigheid,
U hebt de heilige Clara bij haar naam geroepen,
opdat zij de weg zou gaan
die uw Zoon voor ons geworden is.
Wij danken U dat U haar geschapen en geroepen hebt
en wij bidden U
dat zij ons tot spiegel en voorbeeld mag zijn
opdat ook wij onze roeping leren kennen en erkennen
en steeds meer gaan leven uit liefde voor uw liefde.
Door Christus, uw beminde Zoon en onze beminde Heer. Amen.

* Clara’s roeping (1):

“Clara, onwaardige dienstmaagd van Christus en onnutte dienares van zijn dienaressen die met haar verblijven in het klooster San Damiano te Assisi, groet je en wenst je toe dat je met de andere allerheiligste maagden voor de troon van God en van het Lam een nieuw lied zingt en dat je het Lam volgt, waar het ook gaat.” (4 BrAgn 2-3)
Zo begint Clara haar vierde brief aan Agnes van Praag. Zij wist zich bij haar naam geroepen en heeft daar met inzet van heel haar leven antwoord op gegeven. Zo benoemt zij zichzelf dan ook: Clara, dienares van de dienaressen van Christus, levend in de verborgenheid van het klooster van San Damiano. Later in haar leven werd ze misschien geroemd en bewonderd, maar in het begin was dat zeker niet zo. Ze wist zich geroepen om Christus te volgen, de Gekruisigde, en dat is geen weg van eer en roem, maar van broosheid, inspanning, armoede en verachting door de wereld, zoals Clara in zowel haar Testament als haar Regel in herinnering roept. God riep haar om een nieuwe en nog ongebaande weg in te slaan van armoede die een volstrekte afhankelijkheid van God inhoudt, niet afgaand op vaststaande structuren maar volgzaam luisterend naar de Geest. Kwetsbaar, dienstbaar en diep menselijk. De enige zekerheid die ze had, was die goddelijke roepstem waar ze van binnenuit gehoor aan moest geven, zonder ook maar iets voor of van zichzelf achter te houden.

* Clara’s roeping (2):

In haar Testament schrijft Clara: “En omdat de weg of het pad waarlangs men gaat smal is en de poort waardoor men het leven binnengaat nauw is en er weinig mensen zijn die deze weg bewandelen en door die poort binnengaan, ook al zijn er enkelen die hem een tijdje bewandelen, zijn er zeer weinigen die op die weg volharden. Gelukkig zij aan wie het gegeven is die weg te bewandelen en tot het einde te volharden. Laten wij er daarom voor zorgen dat wij, als we de weg van de Heer zijn opgegaan, daarvan geenszins afwijken.” (TestCl 71-74)
Ook voor Clara was het op koers blijven niet vanzelfsprekend, maar een voortdurende inspanning – en ook een genade. Zij baande de weg voor een volstrekt nieuwe levensvorm binnen de kerk, en ze kon dit alleen doen door steeds weer haar oor te luisteren te leggen bij het evangelie en bij het vuur van Gods roepstem in haar hart. Zo leerde ze gaandeweg haar roeping steeds beter kennen. Clara wist zich, samen met haar zusters en broeders, pelgrim en vreemdeling in deze wereld, op weg naar volheid van leven in God en onderweg afhankelijk van de goedheid en vrijgevigheid van medemensen. Liever dan te oordelen over alles wat er niet deugde in kerk en maatschappij, koos zij ervoor om een alternatief voor te leven. Bevrijd van de strikken van eigenbelang, levend in liefdevolle en steeds innigere verbondenheid met God, de Vader van alle barmhartigheid, en met alle schepselen.

* Clara’s transitus:

Clara’s laatste dagen:

Als de Heer dichterbij komt en als het ware al voor de deur staat, wil zij dat priesters en geestelijke broeders bij haar komen staan om het lijden van de Heer en heilige woorden voor te lezen. Wanneer te midden van hen broeder Juniperus verschijnt, een uitmuntend grappenmaker van de Heer die dikwijls warme woorden over de Heer spuide, vraagt zij, vervuld van nieuwe vrolijkheid, of hij iets nieuws over de Heer bij de hand heeft. Hij opent zijn mond en werpt uit de oven van zijn brandende hart vurige vonkjes van woorden. In zijn geïnspireerde woorden vindt Gods maagd grote vertroosting. Daarna wendt zij zich tot haar wenende dochters, beveelt hun de armoede van de Heer aan en roept onder lofprijzing de goddelijke weldaden in herinnering. Zij zegent haar toegewijde broeders en zusters en smeekt de grote genade van zegen af over zowel alle tegenwoordige als toekomstige vrouwen van de arme kloosters. Wie zou de rest zonder tranen kunnen vertellen? Die twee gezegende gezellen van de zalige Franciscus staan erbij, van wie de ene, Angelus, zelf bedroefd, de bedroefden troost en de andere, Leo, het bed van de stervende kust.
De allerheiligste maagd keert in zichzelf en spreekt stil tot haar ziel: ‘Ga gerust, want je hebt een goede reisgeleide. Ga’, zei ze, ‘want Hij die je geschapen heeft, heeft je geheiligd. Hij heeft je altijd behoed als een moeder haar kind, en je met tedere liefde bemind. U, Heer’, zei ze, ‘die mij geschapen hebt, wees gezegend.’ Als een van de zusters haar vraagt tot wie zij spreekt, antwoordt zij: ‘Ik spreek tot mijn gezegende ziel.’
Die glorievolle geleide was niet ver weg meer. Want terwijl zij zich tot een dochter keert, zegt ze: ‘Zie jij, dochter, de Koning van de glorie die ik zie?’

♪ Vade Secura…

Clara sterft:

Daags na het feest van de heilige Laurentius, gaat die allerheiligste ziel heen om gelauwerd te worden met de eeuwige beloning. Nu de tempel van haar lichaam was afgebroken, vertrok haar geest gelukzalig naar de sterren.

* stilte

* onze roeping…:

In haar derde brief aan Agnes van Praag schrijft Clara:
“Ik heradem met grote jubel in de Heer omdat ik zeker weet dat jij zowel bij mij als bij onze andere zusters op wonderbare wijze aanvult wat ontbreekt in de navolging van de voetstappen van de arme en nederige Jezus Christus. (…) Ik zie dat jij de onvergelijkelijke schat die verborgen ligt in de akker van de wereld en van de harten van de mensen, omhelst met nederigheid, met de kracht van het geloof en de omarming van de armoede. Met die schat wordt dat gekocht waardoor alle dingen uit het niets gemaakt zijn. En, om in eigenlijke zin de woorden van de Apostel zelf te gebruiken: je bent, meen ik, een helpster van God zelf en een steun voor de wankele ledematen van zijn onuitsprekelijke Lichaam.” (3BrAgn 4+7-8)
Clara ziet hoe Agnes haar roeping kent en erkent. Zij ziet Agnes’ vele gaven en talenten. Zij ziet hoe Agnes aanvult wat er bij haarzelf nog ontbreekt, en is daar oprecht blij en dankbaar om. Clara vreest niet dat haar eigen licht er minder stralend door wordt, zij voelt zich er niet kleiner door. Nee, zij verheugt zich omdat zij weet dat geen enkele roeping op zichzelf staat. Zij weet dat God het zo beschikt heeft dat we elkaar nodig hebben en elkaar met onze – door God gegeven – gaven en talenten aanvullen en verrijken.
Dit is niet vanzelfsprekend. Niet voor niets vermaant Clara haar zusters in haar Regel ‘uit te kijken voor alle hoogmoed, ijdele roem, afgunst en hebzucht’. Allemaal dingen die bezit van ons kunnen nemen wanneer we onszelf met anderen vergelijken. En dan zijn we niet langer bezig met ‘het navolgen van de voetstappen van de arme en nederige Jezus Christus’, want nederigheid is precies dit: jezelf niet vergelijken. Zolang we nog bezig zijn met vergelijken, hebben we onze roeping nog niet voldoende leren kennen, hebben we nog niet voldoende geluisterd naar de stem die ons een koningskind noemt, een helpster van God zelf en een steun voor al zijn wankele ledematen. Want eigenlijk zijn we niet zozeer bang dat ons licht minder stralend wordt door het licht van anderen. Het is ons eigen licht dat ons het meest beangstigt, zoals Marianne Williamson dat zo prachtig verwoord heeft:

Onze diepste angst is niet dat we onvolmaakt zijn.
Onze diepste angst is dat we immens krachtig zijn.
Het is ons licht, niet ons duister, dat ons het meest beangstigt.
We vragen ons zelf af:
wie ben ik, om briljant, slim, talentvol en prachtig te zijn?
Maar wie ben jij om dat niet te zijn? Je bent een kind van God.
Je dient de wereld niet met valse bescheidenheid.
Er is niets verhevens in jezelf klein te maken,
zodat andere mensen zich niet onzeker zullen voelen.
We zijn allemaal bedoeld om te stralen,
zoals kinderen dat doen.
En als we ons eigen licht laten schijnen,
geven we onbewust anderen toestemming hetzelfde te doen.
Wanneer we bevrijd zijn van onze eigen angst,
zal onze aanwezigheid automatisch anderen bevrijden.

Clara heeft haar naam, ‘de lichtende’, meer dan waar gemaakt. Zij nodigt ons uit hetzelfde te doen, en zo onze roeping ten volle te leren kennen en erkennen. Willen wij onze eigen, unieke gaven inzetten? Willen wij geven wat we hebben, wie we zijn? Willen wij, zoals Clara, licht van zijn Licht worden, en dat licht laten schijnen in onze wereld?

* gebed:

God, Vader van alle barmhartigheid,
wij danken U voor de heilige Clara,
die U ons als lichtend voorbeeld gegeven hebt.
Wij bidden U:
vervul ons met uw Geest en zijn heilige werking,
dat wij op U gericht zijn
en onze roeping ten volle leren kennen en erkennen,
opdat wij zo licht van uw Licht worden,
in het voetspoor van Hem:
Jezus Christus, onze Heer. Amen.