11 augustus vieren wij het Hoogfeest van de heilige Clara. Ter voorbereiding daarop bezinnen wij ons in onze lezingendiensten op het Testament van Clara. Graag laten we u daarin delen.
Tot en met dinsdag 10 augustus plaatsen wij hier steeds een gedeelte uit het Testament van Clara, met daarop een bezinning van zr. Emmanuel.
In verbondenheid!

61 Ik vraag ook haar die in het ambt voor de zusters zal zijn
dat zij zich erop toelegt
meer door deugden en heilig gedrag
boven de anderen te staan
dan door het ambt
62 zodat haar zusters door haar voorbeeld aangespoord,
haar niet zozeer omwille van haar ambt gehoorzamen
maar eerder uit liefde.
63 Zij zal ook zorgzaam en fijngevoelig zijn voor haar zusters
zoals een goede moeder voor haar dochters.
64 En zij beijvert zich bij uitstek
om van de aalmoezen die de Heer zal geven
voor hen te zorgen
overeenkomstig de nood van ieder van hen.
65 Zij zal ook zo vriendelijk en toegankelijk zijn
dat de zusters hun noden gerust kenbaar kunnen maken
66 en elk moment vol vertrouwen tot haar
hun toevlucht kunnen nemen,
zoals hun dat nuttig lijkt
zowel voor henzelf als voor hun zusters.
67 De zusters die onderdaan zijn
moeten ter harte nemen
dat zij om God neen hebben gezegd tegen hun eigen wil.
68 Daarom wil ik dat zij hun moeder gehoorzamen
zoals zij dat vrijwillig de Heer hebben beloofd91
69 opdat hun moeder,
bij het zien van hun liefde, nederigheid
en onderlinge eensgezindheid,
de hele last die zij ambtshalve torst, lichter kan dragen
70 en opdat wat lastig is en bitter
door hun heilige levenswijze in zoetheid veranderd wordt.

Aanvankelijk had Clara de titel van abdis geweigerd. Maar ruim veertig jaar gemeenschapsleven heeft haar doen inzien dat het voor een gemeenschap goed en noodzakelijk is dat er iemand is die ‘het gemeenschappelijk leven in alles behoedt’, en tegelijk moederlijke zorg heeft voor iedere zuster persoonlijk. Het is veelzeggend, dat Clara haar omschrijving van de taak van abdis niet beperkt tot het noodzakelijke in haar Regel, maar ook in haar Testament er woorden aan wijdt. Alsof ze wil zeggen: ‘Als er dan toch iemand abdis moet zijn, dan wel zó.’
Als Clara de lat voor het samenleven van haar zusters al hoog legt, dan helemaal voor de zuster die abdis is. Clara vraagt haar zich erop toe te leggen meer door deugden en heilig gedrag boven de anderen te staan dan door haar ambt. Bedoelt Clara hiermee dat de abdis zich er voor alles op toe moet leggen beter, deugdzamer en heiliger te zijn dan haar zusters? Met andere woorden: dat de abdis in vergelijking met haar zusters volmaakter moet zijn? Maar zo’n abdis, bij wiens deugden die van haar zusters schril afsteken, en aan wiens heilig gedrag de zusters bij lange na niet kunnen tippen, zal misschien wel uit bewondering en eerbied worden gehoorzaamd, maar wellicht niet vanuit de liefde die Clara bedoelt. Even hiervoor had Clara het over die liefde, de liefde van Christus waarmee de zusters elkaar liefhebben, en die zij metterdaad van buiten tonen. De abdis is in Clara’s ogen iemand die haar zusters voorgaat in die liefde, die de grootste is van alle deugden; en die haar concrete gedrag laat leiden en vormen door de liefde van Christus. Daarin hoeft zij niet beter en volmaakter te zijn dan haar zusters. Zij hoeft zich er enkel op toe te leggen, en zo een aanstekelijk voorbeeld te zijn voor haar zusters. Immers, zo wakkert zij in hen hun eigen verlangen aan om ook vanuit die liefde te leven.
Maar ook de zusters hebben hun verplichtingen. Ook zij zijn geroepen tot een ‘heilige levenswijze’, en wel zo een die het lastige en bittere van het ambt van abdis verandert in zoetheid. Inderdaad, de verantwoordelijkheid wordt een lichtere last wanneer hij samen gedragen wordt. Wanneer de zusters er samen voor zorgen het gemeenschappelijke leven in alles te behoeden, en wanneer alle zusters liefdevolle zorg hebben voor iedere zuster persoonlijk. Tot die liefde, nederigheid en onderlinge eensgezindheid zijn de zusters geroepen.
Zoals de barmhartigheid die Franciscus de melaatse bewees, het bittere voor hem veranderde in zoetheid, zo veranderen de barmhartigheid en de onderlinge liefde alles wat bitter lijkt in het zusterlijk leven en samenleven, in zoetheid.