11 augustus vieren wij het Hoogfeest van de heilige Clara. Ter voorbereiding daarop bezinnen wij ons in onze lezingendiensten op het Testament van Clara. Graag laten we u daarin delen.
Tot en met dinsdag 10 augustus plaatsen wij hier steeds een gedeelte uit het Testament van Clara, met daarop een bezinning van zr. Emmanuel.
In verbondenheid!
56 In de Heer Jezus Christus
vermaan en spoor ik al mijn zusters aan
die er zijn en die zullen komen
dat zij zich altijd beijveren
de weg van de heilige eenvoud, nederigheid, armoede
en ook de eerzaamheid van de heilige levenswijze na te volgen,
57 zoals wij vanaf het begin van onze bekering
geleerd hebben van Christus
en van onze allerzaligste vader Franciscus.
58 Hierdoor zal de Vader van alle barmhartigheid, (vgl. 2 Kor 1,3)
niet door onze verdiensten
maar alleen door de barmhartigheid en genade van de milde Gever,
de geur van een goede reputatie verspreiden (vgl. 2 Kor 2,14-16)
zowel voor hen die veraf zijn als voor hen die dichtbij zijn.
59 Omdat jullie door de liefde van Christus elkaar liefhebben,
moeten jullie de liefde die jullie van binnen hebben
metterdaad van buiten tonen. (vgl. Jak 2,18)
60 Door dit voorbeeld aangemoedigd
zullen de zusters steeds groeien
in liefde tot God en in liefde tot elkaar.
Nu Clara de zorg om de onderhouding van de armoede heeft gelegd in de handen van haar opvolgsters, van de Kerk en van de orde van de minderbroeders, gaat zij over tot de orde van de dag. Zij bemoedigt haar zusters in hun dagelijkse, zusterlijke omgang met elkaar. Clara herneemt woorden die ze eerder gebruikte waar het ging over haar roeping. Zij noemt God ‘de Vader van alle barmhartigheid’ en een ‘milde Gever’. Zij wijst weg van eigen verdiensten, en schrijft alles toe aan de barmhartigheid en genade van God, waarmee Hij haar hart heeft willen verlichten. Na alle zorg om de armoede brengt Clara haar zusters hiermee opnieuw de diepte in. Zij wijst hen waar het vóór alles wezenlijk om gaat. Zij spoort haar zusters aan zich altijd te beijveren de weg van de heilige eenvoud, nederigheid en armoede na te volgen. Daartoe zijn zij geroepen, daartoe zijn zij sámen geroepen, zijn zij elkaar als zusters gegeven. Die weg, die roeping, is de bron van hun leven en samenleven. Clara legt de lat voor het samenleven van haar zusters hoog. Het is door de liefde van Christus dat de zusters elkaar liefhebben, schrijft zij. Clara weet: naar menselijke maatstaven zou een gemeenschapsleven waartoe zij zich geroepen weet, onmogelijk zijn. Zoveel verschillende zusters, met verschillende achtergronden, persoonlijkheden, talenten en onmogelijkheden, die het toch een leven lang met elkaar uithouden – en zelfs meer: daar moet wel Iemand achter zitten die hen bijeenroept, en bijeenhoudt.
Clara heeft zichzelf en haar zusters leren zien met de ogen van God. Zij heeft in zichzelf en haar zusters de welbeminden van God gezien, door Hem geschapen uit pure liefde. Wanneer zij haar zusters schrijft dat zij door de liefde van Christus elkaar liefhebben, bedoelt zij te zeggen dat alle zusters – en alle mensen – dezelfde bron hebben, uit dezelfde liefde voortkomen. Wanneer wij meer en meer gaan geloven in die liefde, er oog voor hebben, er gevoelig voor worden, groeit de onderlinge liefde. Mensen kunnen die liefde afwijzen. Maar zusters mogen die liefde niet blijvend afwijzen, maar zijn juist geroepen de liefde van God te leven. Heel concreet, in het leven van alledag, in hun woorden en daden. Laten wij bidden om de Geest van de Heer en zijn heilige werking, voor onszelf en voor elkaar. Dat wij elkaar leren zien en bejegenen vanuit de liefde van God, waaruit wij voortkomen, en groeien in liefde tot God en tot elkaar.