11 augustus vieren wij het Hoogfeest van de heilige Clara. Ter voorbereiding daarop bezinnen wij ons in onze lezingendiensten op het Testament van Clara. Graag laten we u daarin delen.
Tot en met dinsdag 10 augustus plaatsen wij hier steeds een gedeelte uit het Testament van Clara, met daarop een bezinning van zr. Emmanuel.
In verbondenheid!
42 Voor alle zekerheid heb ik mij er zelfs voor ingezet
dat onze professie op de allerheiligste armoede
die wij de Heer en onze zalige vader beloofd hebben,
door de heer paus Innocentius
in wiens tijd wij begonnen zijn
en door zijn opvolgers
met hun privileges bekrachtigd zou worden,
43 opdat wij daarvan geenszins
op enig moment zouden afwijken.
44 Daarom, geknield en met lichaam en ziel gebogen,
beveel ik al mijn zusters die er zijn en zullen komen, aan
bij onze heilige moeder, de kerk van Rome,
en de paus en vooral bij de heer kardinaal
die voor de orde van de minderbroeders
en voor ons aangesteld is.
45 Ik vraag dit omwille van de liefde van die God
die arm in een kribbe is gelegd, (vgl. Lc 2,12)
arm in de wereld geleefd heeft
en naakt op het kruishout achtergebleven is.
46 Moge hij altijd zijn kleine kudde, (vgl. Lc 12,32)
die de Heer en Vader verwekt heeft in zijn heilige kerk
– door het woord en voorbeeld
van onze allerzaligste vader, de heilige Franciscus,
die de armoede en nederigheid volgde van diens geliefde Zoon
en de glorierijke maagd, zijn moeder –
47 de heilige armoede laten onderhouden,
die wij aan God en aan onze allerzaligste vader,
de heilige Franciscus, beloofd hebben.
Moge hij zo goed zijn
de zusters hierin altijd te bemoedigen en te beschermen.
‘Ja, het is een voorrecht, een hoge en heilzame plicht, dat wij U, heilige Vader, altijd en overal danken door Jezus Christus, de Zoon van uw welbehagen’ – zo begint een prefatie bij een Eucharistisch Gebed. Het zouden zomaar woorden van Clara kunnen zijn. Zij beschouwde de dankbaarheid om haar roeping als een hoge en heilzame plicht, en het onderhouden van de allerheiligste armoede als een voorrecht, een privilege. Tot het uiterste spant zij zich ervoor in dat noch zijzelf, noch haar zusters die er zijn en zullen komen, op enig moment afwijken van de weg van de armoede. Om dat te verzekeren beveelt zij zichzelf en haar zusters aan bij de Kerk van Rome, de wereldwijde geloofsgemeenschap. De weg die Clara wil gaan, de armoede zoals zij die wil beleven, is een gemeenschappelijke weg. Die weg gaan Clara en haar zusters in verbondenheid met de anawim, de armen van God. Die weg gaan zij binnen de Kerk, wereldwijd en van alle eeuwen; de Kerk die toch vóór alles een Kerk van armen dient te zijn.
Clara’s vrees en bezorgdheid om de onderhouding van de armoede, en Clara’s zoeken naar zekerheid daar nooit van af te wijken vinden rust wanneer zij terugkeert naar de Bron van waaruit zij dat leven van armoede ten diepste wil leiden. Namelijk ‘omwille van de liefde van die God, die arm in een kribbe is gelegd, arm in de wereld geleefd heeft en naakt op het kruishout achtergebleven is.’ God zelf is arm geworden tot in de uiterste consequenties, en is daar nooit op enig moment van afgeweken. Uit liefde. En het is uit liefde voor zijn liefde dat ook Clara diezelfde weg tot het uiterste wil gaan. Zij laat zich niet zo door vrees, bezorgdheid en onzekerheid in beslag nemen, dat zij het wezenlijke uit het oog verliest. Nee, boven alles houdt zij de liefde van God voor ogen, die de Bron is van waaruit zij wil leven.
Hoe doet zij dat? Ooit leerde zij Agnes van Praag die weg, toen zij haar aanraadde elke dag in de spiegel te kijken die Christus is. ‘In die spiegel’, zo schreef Clara, ‘weerkaatsen de zalige armoede, de heilige nederigheid en de onuitsprekelijke liefde’ van God. In die spiegel kon Agnes de verbijsterende armoede van God aanschouwen in de geboorte, het leven en het sterven van zijn Zoon. Laten ook wij ons steeds opnieuw raken door de verbijsterende armoede en de onuitsprekelijke liefde van God, door elke dag opnieuw te kijken in de spiegel die Christus is. Dat zal ons helpen doorheen alles wat het leven ons vraagt, het wezenlijke – dat wat écht leven geeft – niet uit het oog te verliezen. Dat zal ons helpen nooit van de weg van de armoede af te wijken, en Christus te blijven volgen, ten einde toe.