11 augustus vieren wij het Hoogfeest van de heilige Clara. Ter voorbereiding daarop bezinnen wij ons in onze lezingendiensten op het Testament van Clara. Graag laten we u daarin delen.
Tot en met dinsdag 10 augustus plaatsen wij hier steeds een gedeelte uit het Testament van Clara, met daarop een bezinning van zr. Emmanuel.
In verbondenheid!

37 Ik, Clara, dienares van Christus
en van de Arme zusters van het klooster van San Damiano,
– zij het onwaardig –,
en plantje van de heilige vader,
overweeg derhalve met mijn zusters
onze allerhoogste professie
en de opdracht van zo’n grote vader,
38 maar ook de broosheid van de zusters,
waarvoor wij in onszelf bang waren
na de dood van onze heilige vader Franciscus,
die onze steunpilaar was
en na God onze enige troost en houvast. (vgl. 1 Tim 3,15)
39 Daarom hebben wij ons telkens weer vrijwillig verplicht
aan onze vrouwe, de allerheiligste armoede,
opdat na mijn dood
de zusters die er zijn en zullen komen
daarvan geenszins zouden kunnen afwijken.
40 En zoals ikzelf altijd ijverig en bezorgd was
de heilige armoede die wij de Heer
en onze zalige vader Franciscus beloofd hebben,
te onderhouden en door de anderen te laten onderhouden,
41 zo zijn wie mij in het ambt opvolgen
tot het einde toe verplicht de heilige armoede
met de hulp van God
te onderhouden en te laten onderhouden.

Bezinning:

In de verzen van vandaag gebruikt Clara woorden die voor haar ongewoon zijn, of beter gezegd: die ongewoon klinken uit haar mond. Zij die eerder in haar Testament – we hoorden het gisteren nog – schreef wel broos en zwak te zijn, maar desondanks geen enkele nood, armoede of beproeving afwees, noemt zichzelf vandaag ‘bang’ voor diezelfde broosheid. En zij die Agnes van Praag aanmoedigde de weg van de armoede toch vooral onbezorgd en blij te gaan, is zelf juist ‘vol ijver en bezorgd’ in de onderhouding van diezelfde armoede. De aanleiding voor haar vrees en bezorgdheid benoemt zij zelf: de dood van Franciscus, die Clara haar steunpilaar noemt en zelfs ‘na God onze enige troost en houvast’. Met de dood van Franciscus lijkt Clara alle houvast verloren en steken vrees en bezorgdheid de kop op. Niets menselijks is Clara blijkbaar vreemd.
En toch. Clara’s vrees en bezorgdheid betreffen niet zozeer de weg van de heilige armoede, de armoede zelf. Integendeel: Clara uit haar zorg over de onderhouding van die armoede. Zoals de Zoon van God tijdens zijn leven hier op aarde nooit van de armoede is afgeweken, en zoals Franciscus ten einde toe in diens voetstappen is getreden, zo wil ook Clara voor zichzelf en haar zusters diezelfde trouw en toewijding. Maar wat moet je, als je broeder en zielsverwant, die je door zijn woord en voorbeeld steunde, er niet meer is? Wat moet je, als je Levensvorm nog altijd niet goedgekeurd is? Clara blijft echter niet steken in haar vrees en bezorgdheid, en laat zich er niet door verlammen. ‘Telkens weer’, schrijft Clara, ‘hebben wij ons vrijwillig verplicht aan de allerheiligste armoede, opdat na mijn dood de zusters die er zijn en zullen komen daarvan geenszins zouden kunnen afwijken’. Ja, Clara is haar steun en toeverlaat kwijt, en haar broosheid beangstigt haar enigszins. Maar toch niet zozeer dat zij niet begrijpt waar het om gaat: dat zij nu zélf de steunpilaar moet worden, degene die door haar woord en voorbeeld de weg van de armoede toont en leert. En wat voor haar geldt, geldt ook voor ons, de zusters die gekomen zijn. Ook voor ons geldt dat wij, op onze beurt en onze tijd, steunpilaren moeten worden. Dat wij, door telkens weer te kiezen voor de weg van de armoede, en die weg onbezorgd en blij te gaan; en door onze geleefde trouw en toewijding, de weg tonen en leren aan de zusters die er zijn, en zullen komen.