11 augustus vieren wij het Hoogfeest van de heilige Clara. Ter voorbereiding daarop bezinnen wij ons in onze lezingendiensten op het Testament van Clara. Graag laten we u daarin delen.
Vanaf vandaag tot en met dinsdag 10 augustus plaatsen wij hier steeds een gedeelte uit het Testament van Clara, met daarop een bezinning van zr. Emmanuel.
In verbondenheid!

1 In de naam van de Heer. Amen.
2 Onder de weldaden die wij van onze milde Gever,
de Vader van alle barmhartigheid (2 Kor 1,3)
hebben ontvangen en nog dagelijks ontvangen
en waarvoor wij de luisterrijke Vader zelf
bij uitstek veel dank verschuldigd zijn,
3 is die van onze roeping.
Naarmate deze volmaakter en grootser is,
zijn wij Hem des te meer dank verschuldigd.
4 Daarom zegt de apostel:
‘Leer je roeping kennen.’ (vgl. 1 Kor 1,26)
5 De Zoon van God is voor ons de weg geworden, (vgl. Joh 14,6)
die onze allerzaligste vader Franciscus,
zijn ware minnaar en navolger,
ons door woord en voorbeeld heeft getoond en geleerd. (vgl. 1 Tim 4,12)

Bezinning:

Zoals Franciscus op het einde van zijn leven voor zijn broeders een Testament heeft laten opschrijven, heeft ook Clara haar zusters een Testament nagelaten. Met het naderende afscheid voor ogen richt Clara zich in haar Testament tot al haar zusters, tot zij die er waren en zij die nog zouden komen. Na meer dan veertig jaar een leven van trouw en toewijding geleefd te hebben, laat zij datgene wat voor dat leven van wezenlijk belang is, in dit geschrift aan haar zusters na.
Laten wij, nu wij binnenkort de transitus van Clara gaan herdenken, ons bezinnen op haar Testament, waarin Clara zich immers ook direct tot ons richt.
De eerste verzen zetten al meteen de toon. Op het einde van haar leven overheerst bij Clara de dankbaarheid. Deze dankbaarheid is niet een conditie waarin zij pas verkeert nu zij de dood voor ogen heeft. Deze dankbaarheid is de werkelijkheid waarin zij dag na dag geleefd heeft. Zij wist zich arm, en in alles afhankelijk van haar Schepper, die zij had leren kennen als een milde Gever, als Vader van barmhartigheid. Iedere dag opnieuw oefende Clara zich in ontvankelijkheid, trachtte zij oog te hebben voor de vele weldaden van God, en was daar dankbaar voor.
Zo aan het begin van haar Testament is er één weldaad die er voor Clara uitspringt, waarvoor zij en haar zusters ‘de luisterrijke Vader zelf bij uitstek veel dank verschuldigd zijn’: hun roeping. En de verschuldigde dank daarvoor groeit naarmate hun roeping volmaakter en grootser is – want ook dat is gave van God.
Een volmaakte en grootse roeping wil voor Clara zeggen: een roeping die in alles trouw is aan de allerheiligste armoede, aan de volmaaktheid van het Evangelie. Daartoe zijn Clara en haar zusters immers geroepen. De dankbaarheid van Clara, de dankbaarheid waartoe zij haar zusters aanspoort, is er niet een die zich slechts uit in woorden, in een simpelweg ‘dankjewel’ zeggen. De dankbaarheid waar Clara op doelt is er een van betrokkenheid, een die helemaal doorweven is in het leven dat zij leidt en de wijze waarop zij dat leven leidt.
Zij haalt de apostel Paulus aan, maar verandert een wezenlijk woord. Waar Paulus spreekt van videte – ‘kijk’, gebruikt Clara het woord agnosce – ‘leer kennen’, ‘erken’. Bij ‘kijken’ kunnen we nog aan de zijlijn blijven staan, als het ware verworden tot toeschouwers, en buiten schot blijven. Maar alles in ons wordt aangesproken door het woord agnosce. Onze roeping leren kennen en erkennen veronderstelt dat wij iedere dag opnieuw ontdekken en toetsen wat werkelijk bij onze roeping hoort en wat niet. Het veronderstelt bovendien dat wij daaraan beantwoorden, tot in de uiterste consequenties. Onze roeping is niet ‘eens, ooit’ gegeven, een gebeuren dat wij slechts kunnen herdenken. Nee, God roept ons, iedere dag opnieuw. En Clara spoort ons aan: ‘Leer je roeping kennen! De Zoon van God is voor ons de weg geworden…’