Genesis 9,8-15 – zr. Rebecca

Inleiding:

Broeders en zusters, wij mogen ons vanavond allen welkom weten in de ontferming van God onze Vader, in de liefde van Christus en in de gemeenschap van de Heilige Geest.
We staan aan het begin van de veertigdagentijd, een tijd waarin wij met vasten en gebed onze ontvankelijkheid willen vergroten om het mysterie van Pasen goed te kunnen vieren. Het is een tijd die ons gegeven wordt om weer eens nadrukkelijker stil te staan bij wat we doen en waarom. Is het Gods liefde, Gods Naam die ons bezielt en op weg zet, of laten we ons toch door andere dingen leiden, zoals angsten en afhankelijkheden?
Zojuist zongen we het: Je moet de zee doorgaan. Het is het beeld van het volk van God dat door de Rode Zee heen moet trekken om het beloofde land te kunnen bereiken, het Pascha – de doortocht – van dood naar leven, ook onze eigen doortocht door het water van de doop, waar wij ons jaarlijks in de Paaswake weer uitdrukkelijk mee verbinden.
Je moet de zee doorgaan, de diepte van het leven. Wij worden in ons leven allemaal wel eens geconfronteerd met een onstuimige, misschien wel verwoestende en genadeloze zee van situaties en omstandigheden die wij niet gewild of voorzien hebben, maar die wel een onontkoombare realiteit vormen. Hoe gaan wij daar dan mee om? Proberen we die zee te ontkennen, weg te werken, te omzeilen? Of kiezen we om erdoorheen te gaan, door de diepte van het leven zoals het zich aandient, in vertrouwen dat de weg ons toch verder zal voeren, naar het land van belofte?

Bezinning:

Noach heeft een heel jaar lang geleefd in een wereld die geworden was tot niets dan zee. Eerst aanzwellend en onstuimig, later rustiger, maar samen met zijn lotgenoten in de ark was hij steeds omringd door niets dan een eindeloze massa water. Een duistere wereld, een oervloed van goddelijke toorn – maar ook een zuiverende vloed, ten teken van Gods verlangen naar een nieuw begin met de aarde. Juist te midden van de woeste zee is er de ark, hoe klein en kwetsbaar ook, als levensgroot teken van Gods verbondenheid met Noach en alle levende wezens die bij hem zijn. En het is ook juist te midden van de samengepakte wolken dat de regenboog verschijnt, als lichtend teken van Gods verbond met alle levenden.
Ook in ons eigen leven kunnen de wolken zich soms samenpakken, zodat de ziedende zee van het leven ons dreigt te overspoelen. Soms is het zelfs maar een enkel woord of gebaar van iemand dat opeens alle grond onder onze voeten vandaan slaat, zodat wat vanzelfsprekend leek in ons leven plotseling niet meer vanzelfsprekend is. Hoe we het ook proberen, we kunnen niet meer terugvallen op onze vertrouwde manier van doen om weer grip te krijgen op ons leven. En waar zoeken we dan ons houvast?
Maar misschien moeten we dan, zoals Noach, niet proberen om ons toch nog vast te klampen aan de vertrouwde stevigheid van het droge land, maar juist ons huis bouwen op de golven. De diepten van het leven niet omzeilen, maar erin doordringen, ernaar gaan luisteren. Niet onze ogen sluiten voor de donker samengepakte wolken en ze weg wensen, maar er de regenboog in gaan ontwaren.
Mensen zeggen en veronderstellen vaak dat geloof troost en houvast biedt. En dat is ook wel zo, maar op een hele andere manier dan de meeste dingen waar wij troost en houvast in zoeken. God is geen doekje voor het bloeden. God daagt ons uit om niet aan de oppervlakte van ons leven te blijven hangen, maar in de diepte van het leven door te dringen. Hier en nu, op de plek waar wij ons bevinden, in de dingen die ons overkomen, is God aanwezig met een uitnodiging, een oproep om door te dringen tot de diepte van de werkelijkheid waarin we leven en daarin Gods werkzame aanwezigheid te ontwaren.
Het begin van de veertigdagentijd is een moment waarop we vaak afspraken maken met onszelf en elkaar om bepaalde dingen achterwege te laten of ons te matigen. Dat is het vasten waar wij voor kiezen, en dat kan heel goed en vruchtbaar zijn. Maar er is ook een vasten dat ons overkomt. Misschien is het dit jaar – een jaar waarin we omwille van de gezondheid van onszelf en anderen al veel zaken die voorheen normaal waren achterwege moeten laten – misschien is het dit jaar ook goed om juist die beperkingen waar we al mee te maken hebben echt te doorleven. Ze werkelijk aan te kijken – niet om ons er boos om te maken en te wensen dat ze voorbij waren, maar om ons bewust te worden wat ze met ons doen en wat dat ons zegt over onszelf. Als ik het contact met dierbaren moet missen, doet dat pijn. Maar die pijn zegt mij precies ook hoeveel die mensen voor mij betekenen. De pijn van het gemis openbaart de diepte en de kracht van de liefde. Durf ik dat te erkennen en daarmee de pijn te omarmen?
Je moet de zee doorgaan, de diepte van het leven. Wat die zee ook is en hoe die er ook uitziet, het is alleen door het daadwerkelijk aan te kijken en erdoorheen te gaan dat er uitzicht komt op nieuw leven, een fris groen land dat wemelt van leven, onder het teken van Gods verbond van liefde.