Vigilie zr. Angela

Inleiding:

zusters en broeders, welkom in deze wake op de vooravond van Pinksteren. Een gewaagde wake, want we stellen ons daarmee bloot aan de turbulentie van de Geest van God. De Geest waait waar Hij wil, en laat nog geen fractie van de werkelijkheid, nog geen stukje van wie wij zelf zijn, ongemoeid. Alles wordt aangegrepen door de Geest van God en in beweging gebracht – God tegemoet.
De Geest laat niets achter, en heeft om zijn werk goed te kunnen doen veel verschijningsvormen en gedaantes: vogel boven de wateren van de oerzee, licht, levensadem, storm en vuur, donder en bliksem, stromen van levend water, goede Gast die in ons woont en in ons bidt, de Levendmaker.
Durft u het aan, deze wake? Bent u bereid u te laten aanraken door de Geest van God, die alles van u in beweging wil brengen, God tegemoet?
Laten wij dan een moment in stilte bidden voor onszelf en voor elkaar, dat wij ons omwille van de goedheid en liefde van God, durven toevertrouwen aan het waaien van zijn Geest, Hem tegemoet.

Lezingen:

Uit het boek Genesis:
In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de Geest van God zweefde over de wateren.
Toen zei God: ‘Er moet licht zijn!’ En er was licht.

Er was nog geen mens om de grond te bebouwen, om het water uit de aarde omhoog te halen en de aardbodem te bevloeien. Toen boetseerde de Heer God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen.
(Genesis 1,1-3 en 2, 5b-7)

Uit het boek Exodus:
Op de derde dag, vroeg in de ochtend, begon het te donderen en te bliksemen. Boven de berg hing een dichte wolk, machtig bazuingeschal weerklonk, en alle mensen in het kamp beefden van angst.
Toen voerde Mozes het volk uit het kamp naar buiten, God tegemoet. Aan de voet van de berg bleven zij staan.
(Exodus 19,16-17)

Uit het evangelie volgens Johannes:
Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus daar en riep: ‘Heeft iemand dorst, laat hij dan naar Mij toe komen, en laat drinken wie in Mij gelooft! Zoals de Schrift zegt: Uit zijn binnenste zullen stromen levend water vloeien.’ Hiermee doelde Hij op de Geest die men zou ontvangen als men tot geloof in Hem kwam.
(Evangelie volgens Johannes 7,37-39a)

Uit de brief aan de Romeinen:
De Geest komt onze zwakheid te hulp. Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij die de harten doorgrondt, weet wat de Geest bedoelt, want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling.
(Brief aan de Romeinen 8,26-27)

Uit de profeet Ezechiël:
De hand van de Heer kwam over mij; zijn geest nam mij mee en zette mij neer in het dal dat vol beenderen lag.
Daarop zei Hij tegen mij: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk Israël. Bij hen leeft de gedachte: “onze beenderen zijn verdord, onze hoop is vervlogen, het is met ons gedaan.” Profeteer daarom en zeg tegen hen: “Zo spreekt de Heer God: “Ik ga uw graven openen; Ik wek u in grote aantallen uit de dood op en breng u naar Israëls grond. En als Ik uw graven open en u in grote aantallen uit de dood opwek, dan zult u erkennen dat Ik de Heer ben. Ik schenk u mijn geest, zodat u weer leeft, en laat u op uw eigen grond wonen. Dan zult u erkennen dat Ik, de Heer, doe wat Ik zeg”’ – godsspraak van de Heer.
(Ezechiël 37,1-2 en 11-14)