Spreuken 8,22-31; Johannes 16,12-15 – zr. Rebecca

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, wij mogen ons allen welkom weten in de ruimte van de Drie-Ene God: Vader, Zoon en Heilige Geest.
“Voor ons valt alles samen,” zo zongen wij zojuist. Zelf heb ik lange tijd moeite gehad met deze liedtekst. Ik dacht bij mezelf: hoezo valt alles samen? Ons christelijke geloof is toch niet ‘één pot nat’, een soort Hollandse hutspot waarin alles door elkaar gemengd is en er geen specifieke smaken meer te onderscheiden zijn? Maar hoe meer ik nadacht over het feest van deze zondag, het hoogfeest van de Heilige Drie-Eenheid, hoe meer ik me realiseerde dat vandaag inderdaad alles samenvalt. We worden door de lezingen meegenomen naar de allereerste oorsprong van de schepping, via de menswording van Gods Zoon, zijn sterven en verrijzen, naar de zending van de Heilige Geest in de harten van de gelovigen. Het is eigenlijk te veel om te bevatten – en misschien kan dat ook niet anders, aangezien God zelf het onderwerp van onze beschouwing is.
We horen het Jezus zeggen in de evangelielezing: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu nog niet dragen.” Hij zegt dit tijdens zijn afscheid van zijn leerlingen, de laatste avond die hij met hen zal doorbrengen voordat hij wordt overgeleverd en gekruisigd. Waarom is het dat de leerlingen nu nog niet kunnen dragen wat Jezus te zeggen heeft? Het is nog geen Pasen geweest, nog geen Pinksteren. De leerlingen hebben naar Jezus geluisterd, hem meegemaakt en van hem geleerd, maar echt begrijpen wie en wat hij is kunnen ze nog niet. Pas de ervaring van de verrijzenis en het ontvangen van de Geest kan hen tot de volle waarheid brengen. Daarom is het ook passend dat we dit feest van de Drie-Eenheid vieren na Pinksteren, nadat we de grote mysteries van Jezus’ Pascha en de gave van de Geest herdacht en gevierd hebben. Het is alleen vanuit die ervaringen dat we tot een besef kunnen komen van de waarheid die we deze zondag vieren, de waarheid van Gods eigen wezen, wie God is en voor ons wil zijn.
Laten we eerst luisteren naar de woorden van Jezus in het evangelie, en ons daarna mee laten nemen door de schrijver van het boek Spreuken naar de oorsprong en de fundamenten van al wat is om zo, luisterend naar de Geest, iets op het spoor te komen van Gods waarheid, en de onze.

Bezinning:

De schrijver van het boek Spreuken neemt ons mee naar vóór het begin van de schepping, voordat de aarde er was, het heelal, heel de werkelijkheid waar wij als vanzelfsprekend in leven. Aan dit alles wat wij om ons heen zien en waar wij deel van uitmaken ging en gaat iets vooraf. Niet zozeer in tijd, want de tijd was nog niet geschapen, maar in zijn. De schepping is gevolg, resultaat, uitvloeisel. Waarvan? Van een relatie die aan alles voorafgaat. De schrijver van Spreuken heeft het over de Kunstenaar en zijn troetelkind, een creatieve relatie van liefde. De schepping is niet het resultaat van een soeverein besluit van een monolithische godheid, maar uitvloeisel van een wederzijdse vreugde die maar niet op kan.
Scheppen is scheiden, zo leren we uit het scheppingsverhaal in Genesis 1. God maakt scheiding tussen licht en donker, dag en nacht, zee en land, man en vrouw. Zo ontstaat er ordening en een dynamische vruchtbaarheid. Het is door het onderscheid dat de vruchtbare tussenruimte ontstaat waarin de liefde kan gebeuren, waarin de liefde geboren kan worden. Wanneer we zeggen dat God trinitair is, Drie en Een, dan zeggen we in feite dat dit patroon binnen onze werkelijkheid een weerspiegeling is van het wezen van God zelf. Ook in God is er onderscheid tussen Vader en Zoon, ofwel God als Oorsprong of Zijn en God als Wijsheid of Woord, en tussen die twee voltrekt zich de vreugdevolle dynamiek van de liefde die wij Heilige Geest noemen.
De liefde bestaat bij de gratie van het onderscheid. Hoezeer de liefde ook verweven is met het verlangen naar vereniging, als de geliefden met elkaar zouden samenvallen houdt de liefde zelf op te bestaan. Werkelijk genieten van de liefde kan alleen, wanneer je ook bereid bent de pijn van de scheiding te dragen. De pijn, het lijden hoort erbij. Het lijden van Christus op Goede Vrijdag is dus meer dan een ongelukkige loop van gebeurtenissen. Het heeft ons iets wezenlijks te zeggen over de realiteit van God zelf. Daarom konden de leerlingen van Jezus pas doorheen de ervaring van het van hem gescheiden zijn door de dood tot het volle besef komen van de liefde waarmee Hij met hen verbonden was. Pas toen ontstond er in hen ruimte voor de Geest en ontvankelijkheid voor de ontzaglijke waarheid van God.
Wij zijn geschapen vanuit relatie, en wij zijn geschapen voor relatie. God schept ons voor de liefde. Hij geeft ons een eigenstandig bestaan zodat wij in de liefde voor Hem een tegenover kunnen zijn en deel kunnen krijgen aan de dynamiek van liefde die God in zichzelf is. Het is Hem een genot bij ons mensen te zijn, en Hij wil niets liever dan dat wij mee gaan doen in het oneindige spel, de creatieve dans van de goddelijke liefde waarin alle mensen, alle schepselen, hun vreugde en voltooiing vinden. Wij hebben de mogelijkheid ons hiervoor af te sluiten, uit angst voor de pijn ervan – dat is het risico dat de Schepper neemt. Maar als wij het aandurven ons te verliezen in de blik van Liefde die ons aankijkt en onbekommerd te spelen voor Zijn aangezicht, dan mogen we ontdekken dat wij delen in Gods eigen leven. Hij heeft zijn Naam op ons gelegd.