Hand 1,1-11;  Ef 1,17-23;  Mt 28,16-20   preek van br. Jan van den Eijnden

Zo op het eerste gehoor is er een tegenstelling tussen het Evangelie en de Eerste Lezing die wij zo-even hebben gehoord.  In het Evangelie hoorden wij Jezus zeggen: ‘Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding der wereld.’ Wij zouden dus kunnen zeggen dat er in het Evangelie geen achterblijvers zijn, want Jezus blijft bij zijn leerlingen. In de Eerste Lezing daarentegen zijn er duidelijk ach­terblijvers, Daar zijn er die wachten op de terugkomst van Jezus.
Dit roept de vraag op: Gaat Jezus eigenlijk wel weg? En als Hij weggaat, waar gaat Hij dan naar toe?
Daarover laat de Eerste Lezing niet veel twijfel. Hij gaat naar God. Daar wijst die wolk op die Hem aan de ogen van zijn leerlingen onttrekt. Een wolk betekent in de Bijbel steevast Gods aanwezigheid. Ook de woorden ‘hemel’ en ‘hemelvaart’ wijzen erop dat Jezus naar God is gegaan.
Nou is ‘hemel’ ook al zo’n woord. Waar is de hemel dan, kunnen wij ons afvragen. Maar op deze manier gesteld is de vraag naar de hemel niet goed te beantwoorden. De hemel is niet ‘ergens’ zoals Zwitserland of Zimbabwe ‘ergens’ zijn. ‘Ergens’ betekent in dit geval: korter of langer reizen bij ons vandaan.
Op deze manier kunnen wij niet naar het ‘waar’ van de hemel vragen. Want als wij naar de hemel vragen, vragen wij eigenlijk niet naar een plaats, wij vragen naar God zelf. De hemel is waar God is. Het is de omgeving van God, zijn uitstraling. Dat waarmee God helemaal toegewend staat naar zijn schepping. Hemel is niet God in zichzelf en voor zichzelf. Hemel is God voor ons. Waar God is, staat God op ons gericht. Waar God is, is zijn hemel.
‘Maar waar is God dan?’, is dan de volgende vraag. Een vraag die velen van ons in de Catechismus hebben leren beantwoorden met: God is overal. Sommigen halen bij dit antwoord de schouders op of worden boos. Was God dan ook in Auschwitz? Is God dan soms ook in de huidige pandemie?
Op deze manier komen wij er ook niet goed uit, want de vraag ‘Waar is God?’ is geen gewone vraag. Het is niet zoiets als vragen ‘Waar is Ans?’ , of: ‘Waar is hier ergens een banketbakker?’ Het antwoord dat God overal is, betekent dan ook niet dat God overal is zoals er overal lucht is.  Dat God overal is wil vooral zeggen, dat er geen plek ter wereld is of God is daar voor ons bereikbaar, aanspreekbaar, niet afwezig. Nergens kun je zeggen: hier laat God zich niet vinden. Er zijn mensen die in Auschwitz God hebben gevonden, en er zijn er die juist daar hun geloof hebben verloren. Er zijn mensen die God zijn kwijtgeraakt op de kankerafdeling van een kinderziekenhuis, en er zijn mensen die juist daar in God hebben leren geloven. Het kan allebei, want nergens is God niet te vinden. God is overal. Ook in de pandemie dus. Daar kun je Hem ook vinden.
Wat de Kerk vandaag met Hemelvaart herdenkt is dat voortaan ook Christus tot deze alom bereikbaarheid van God behoort; tot Gods alom tegenwoordige toegankelijkheid. Omdat de hemel God is in zijn toegankelijkheid en aanwezigheid voor ons, betekent de hemelvaart van Jezus dan ook niet dat Hij voor ons onbereikbaar is geworden. Integendeel. Zijn hemelvaart betekent dat Hij deelt in de alom bereikbaarheid van God, en daarom is Christus niet langer gebonden aan zijn bereikbaarheid in het voor ons verre Palestina van lang geleden en ook niet aan de beperkte tijd van zijn aanwezigheid aan het begin van onze jaartelling.
Christus gaat vandaag niet weg. Hij wordt juist meer bereikbaar en toegankelijk voor alle mensen van alle tijden. Ook voor ons dus, hier en nu.
Zonder zijn hemelvaart zou Jezus een historische figuur zijn gebleven, over wie alleen iets te vernemen zou zijn geweest in de geschiedenisboeken. Dankzij zijn hemelvaart behoort Jezus tot de actualiteit van vandaag. Wat Hij gedaan heeft, dat gaat door. Dat is niet iets van lang geleden en ver weg maar kan iets worden van deze tijd waarin wij nu leven.
Het is dan ook niet voor niets dat de lezingen van Hemelvaartsdag zendingsteksten zijn. De leerlingen krijgen hun opdracht om getuigen van Jezus te zijn in Jeruzalem, geheel Judea en tot het ein­de van de aarde. Alle volken moeten zij tot leerlingen van Jezus maken en hen dopen in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Met deze opdracht schuift Jezus zijn verantwoordelijkheid niet zomaar door naar zijn leerlingen. Hij draagt evenmin zijn eigen taak over aan de mensen na Hem, omdat Hij die zelf niet meer zou kunnen vervullen. Dat kan Hij wel, zoals blijkt uit de belofte waarmee Hij zijn zendingsopdracht ge­paard laat gaan: dat Hij er zelf bij zal zijn, tot aan de voleinding van de wereld. Zijn leerlingen zullen de Heilige Geest ontvangen. Dat wil zeggen: de Geest die het Jezus mogelijk maakte om te doen wat Hij deed. Jezus’ zendingsopdracht gaat gepaard met een grote stimulans. Jullie hoeven het niet alleen te doen. Ik ben er bij; Ik doe mee. En jullie kunnen meer dan jullie denken, want de Geest die mij bezielt zal ook jullie bezielen.
Is het dan zo belangrijk dat wij worden overgehaald om getuigen van Jezus te zijn, als het moet tot aan de uiteinden van de aarde? Toch wel. Waar wij de zendingsopdracht van vandaag ernstig nemen en ons door de belofte van Jezus’ aanwezigheid laten aansporen om die te gaan vervullen, gebeurt er iets met de alom bereikbaarheid van God. Die hoeven wij dan niet langer uit de Catechismus te leren, maar die wordt tastbaar, te zien en te ervaren. Immers, wanneer wij Jezus’ opdracht ernstig nemen, groeit er in ons midden bereikbaarheid voor elkaar die alle scheiding onder ons afbreekt. Want dit getuigen-zijn is niet iets van woorden alleen. Het is vooral iets van doen. Van doen wat Jezus heeft gedaan en met elkaar leven zoals Hij het heeft voorgeleefd en waarvoor Hij ook de vuistregel heeft gegeven: Houd God in ere en heb met elkaar alle goeds voor.
Als wij op deze manier getuigen, hoeven wij steeds minder omhoog te kijken, van de aarde weg, om Gods uitstraling naar ons mensen gewaar te worden. De hemel is dan niet alleen maar niet hier, zodat je wel naar ergens anders kijken moet, naar boven, bijvoorbeeld. Zij komt dan steeds meer op aarde voor, omdat Gods wil dan niet alleen in de hemel maar ook op aarde geschiedt.
De hemelvaart van Christus is geen weggaan. Wij hebben vandaag niet het nakijken. Ons wordt zijn bereikbaarheid en toegankelijkheid aangeboden, opdat wij gaan delen in dat waarin Hij deelt: Gods liefdevolle uitstraling naar ons mensen toe. Omdat Christus voortaan, net als God, overal voor ons toegankelijk is, kunnen wij in de kracht van zijn Geest   deze liefdevolle uitstraling van God weerspiegelen.
Wat een zegen om met zo’n belofte van Christus’ blijvende aanwezigheid te mogen leven. Dat stelt ons in staat tot grote dingen. Deze dag is waarachtig een feestdag.