Lucas 2,41-52 – zr. Emmanuel

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, van harte welkom in deze vigilieviering. We vieren deze zondag het feest van de Heilige Familie. Wat is dat toch met onze Kerk, dat zij besloot om de personen die wij rond Kerstmis toch al overvloedig vieren, uitgerekend in het Kerstoctaaf nog een eigen feestdag te geven: Jezus, Maria en Jozef. De vreugde van Kerstmis resoneert nog na in onze harten, en het beeld van Maria en Jozef en het pasgeboren Kind in de kribbe hebben wij nog helder voor ogen. Waarom dan toch dit feest?
Misschien wel omdat de familie nog niet compleet is. Nog niet compleet zonder ons. Wij vieren de Heilige Familie niet zozeer als het perfecte huisgezin, maar als de familie waartoe ook wij behoren. Ieder van ons is een lid van die Heilige Familie van God, de familie die Hij heeft willen stichten in en door de menswording van zijn Zoon. Daarom vieren wij het feest van de Heilige Familie, Jezus, Maria en Jozef. Om van hen te leren wat het inhoudt deel uit te maken van die familie.
Laten wij gaan luisteren naar de Schrift.

Bezinning:

Jezus, Maria en Jozef. In deze volgorde wordt de Heilige Familie ons gepresenteerd. Jezus, van wie wij geloven dat in Hem God zelf mens geworden is, is de eerstgenoemde. Hij komt op de eerste plaats. Dat is het eerste dat van belang is binnen die familie van God. Dat God er de eerste plaats inneemt, en dus als eerste aanspraak mag maken op onze aandacht, onze tijd, onze gaven en talenten. Wij mensen zijn vaak geneigd ons leven te leven en als het even kan daarnaast ruimte te scheppen voor God. Maar zelfs als we heel royaal ruimte scheppen beantwoorden wij nog niet aan het verlangen van God. Hij wil het middelpunt, de ziel, de bron zijn van waaruit wij leven. Zoals wij daarstraks zongen: ‘Omdat Hij niet ver wou zijn is de Heer gekomen, midden in wat mensen zijn heeft Hij willen wonen…’
Gods familie kan ook alleen maar bestaan vanuit dat midden. Die familie kan slechts gevormd worden als Hij te midden van ons aanwezig is. Hij is het die mensen samen brengt en bindt, en ons tot broeders en zusters van elkaar maakt.
De tweede die genoemd wordt is Maria. Zij is het die de menswording van Gods Zoon mogelijk maakte door haar overgave en haar ja-woord; en haar trouw daaraan tot het einde. Haar fiat, ‘Mij geschiede naar uw Woord’, was tekenend voor haar leven. Heel haar leven was luisteren, was overgave, was een zoeken Gods wil te doen. Juist daarin was zij moeder, zoals Jezus later ook zei: ‘Mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil van God volbrengen.’ Bij de familie van God horen wil zeggen: naar het Woord van God horen, en ernaar handelen. Wij zijn geroepen om Maria haar ‘fiat’ na te zeggen, om Gods Woord in ons hart te bewaren en te overwegen en van daaruit te handelen. En zoals Maria tempel van God was, waarin Hij ons nabij kon zijn, zo zijn ook wij tempels van God, tempels van Gods Geest, wanneer wij open staan voor de Geest van de Heer en zijn heilige werking in ons.
En dan is er Jozef. Jozef, de rechtvaardige. Veel meer zeggen de evangeliën niet over hem. In de stilte en het verborgene heeft hij zijn leven van trouw en toewijding geleefd, en Gods familie behoed. Zoals God zelf stil en verborgen gekomen is, bleef ook Jozef stil en verborgen. Zoals God Vader is, wist ook Jozef zich geroepen vader te zijn. Ook dat is een kenmerk van Gods familie. Wat voor plaats wij daarin ook innemen, uiteindelijk is ieder van ons geroepen de rol van Jozef op zich te nemen. Wij zijn geroepen om elkaar te dragen en te behoeden. Om barmhartig te zijn zoals onze hemelse Vader dat is. Dat gaat niet over spectaculaire, opvallende dingen. Nee, willen wij bij Gods familie horen, dan dienen wij eenvoudigweg in de stilte en het verborgene ons leven van trouw en toewijding te leven. En onze Vader die in het verborgene ziet, zal het ons eens vergelden.