Lucas 4,1-13 – zr. Emmanuel

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, van harte welkom in deze vigilie van de eerste zondag van de Veertigdagentijd. Afgelopen woensdag zijn we onze tocht begonnen, onze tocht van veertig dagen in de woestijn. Zoals het volk van Israël destijds door de rode zee moest, moeten ook wij de zee doorgaan. En zoals de tocht van het volk een heel mensenleven besloeg, zo staat onze tocht van veertig dagen uiteindelijk voor heel ons leven. Wij zijn pelgrims en vreemdelingen in deze wereld, op weg naar het land van de levenden. Ook Jezus is in de visie van de evangelist Lucas zijn hele leven op tocht, op weg naar Jeruzalem, op weg naar zijn hemelse Vader.
De vigilies in deze Veertigdagentijd hebben dan ook het thema ‘Pelgrimstocht’ meegekregen. En hoe kunnen wij die tocht beter beleven dan door de ogen van een pelgrim? Een pelgrim die ons deelgenoot wil maken van zijn mijmeringen onderweg, van hoe het gaan van de weg hem vormt en omvormt.
Maar uiteindelijk gaat het om onze pelgrimstocht, gaat het erom dat wij de weg gaan. Wij moeten de zee doorgaan, zoals we zongen. Ons wagen aan de reis naar binnen en de diepte ingaan. De Veertigdagentijd is een tijd om gaandeweg vrij te worden waar wij nog niet vrij zijn; om onze demonen en spoken te confronteren en ze zo hun macht te ontnemen; om de diepte in te gaan en onze kracht te vinden in God.
Ik wens ons allen ‘bonne route’, een goede tocht!

Mijmeringen van een pelgrim:

Die in uw liefde zwijgt,/ik zing U mij te binnen/met ziel en zinnen, mijn zekerheid/om uw genegenheid/voorgoed te winnen… De woorden echoën nog na, hier in de barre leegte van de woestijn. Ik ben hier al sinds gisteren, en heb besloten tot en met morgen hier te blijven. Maandagochtend trek ik weer verder. Ik zit hier wat bij het vuur te mijmeren, en heb zojuist besloten een soort van dagboek bij te houden. Mijn ‘merkstenen’ onderweg. De stilte en de woeste leegte van de woestijn zijn imponerend. En ook: confronterend. Je voelt je gemakkelijk verlaten, met zo’n intensiteit dat het beangstigt. Misschien dat ik daarom ging zingen, ‘Die in uw liefde zwijgt’, als om mezelf ervan te overtuigen dat ik hier alles behalve alleen ben. En om mijn eigen stem te horen. Apart, om de stilte te willen verdrijven met een lied over de zwijgende liefde van God…
Hier in de woestijn gaan mijn gedachten bijna vanzelf naar Jezus in de woestijn, waar Hij door de duivel op de proef wordt gesteld. Ik kan me dat goed voorstellen. Hier, in de leegte, met niets om je achter te verschuilen, met niets om in te vluchten, zien de demonen hun kans schoon. Ik ken de exegetische commentaren die zeggen dat Jezus hier dezelfde beproevingen doormaakt als het volk heeft doorgemaakt op haar tocht door de woestijn. En waar het volk onjuist handelde en onjuist antwoordde, antwoordt en handelt Jezus als ware Zoon van de Vader.
De ‘uitleg’ van de bekende priester Harrie Nouwen komt dichter op de huid. In veel boeken legt hij de drie bekoringen in de woestijn uit als de drie criteria waaraan mensen maar al te vaak menen te moeten voldoen om iemand te zijn. Stenen in brood veranderen is laten zien wat je kunt – ‘ik ben wat ik kan’. De macht en de heerlijkheid die Jezus ten deel zullen vallen zijn bezittingen – ‘ik ben wat ik heb’. En op handen gedragen worden staat voor de mensen die goed over je spreken, je bewonderen – ‘ik ben wat anderen over mij zeggen’. Die drie bekoringen weerstaat Jezus dan met, in de woorden van Nouwen: ‘Dat zijn leugens! Dat is niet wie Ik ben. Ik weet wie Ik ben: de welbeminde Zoon van de Vader.’ In de stem van de Vader die klonk bij zijn doop, in de liefde van de Vader is Jezus’ identiteit geborgen. En Nouwen voegt daaraan toe: wat voor Jezus geldt, geldt ook voor ons, voor ieder van ons. Onze identiteit ligt in Gods liefde. Dat is het enige dat hier van belang is.
Dat geloof ik oprecht. En van daaruit wil ik ook leven. Maar toch… Waarom is – of lijkt – dat dan toch zo moeilijk? Maar al te gemakkelijk zwichten we weer voor die bekoringen… Toen vorig jaar die promotie aan mijn neus voorbij ging zat ik meteen in zak en as. Ik voelde me afgewezen, niet gezien, miskend. En dat terwijl ik die promotie niet eens per se wil – het werk dat ik nu doe, doe ik graag en ik kan er mezelf in kwijt. Maar blijkbaar doet erkenning, en dus ook het missen van erkenning, veel met mij. En dat is dan slechts één voorbeeld. Hoe komt het toch? Als ik naar het leven van Jezus kijk, zoals opgetekend in het Evangelie, denk ik: blijkbaar kán het wel. Dus dan is een betere vraag: waar haalde Jezus de kracht vandaan? Wat maakte dat Hij zo in alle eenvoud Gods liefde kon leven? Nu ik dit zo schrijf weet ik dat het antwoord eigenlijk net zo eenvoudig is. Jezus liet zich steeds leiden door de Geest en bleef in alles biddend in contact met zijn Vader. Laat ik dan nu maar weer zwijgen, stil zijn voor en met Hem die zwijgt in zijn liefde.