Matteus 3,13-17 – zr. Esther

Inleiding:

We vieren dit weekend het laatste hoogtepunt van de Kersttijd:
de doop van de Heer. Het kind Jezus is inmiddels een volwassen man geworden. Groei en jongvolwassenheid zijn voorbij. Hij staat met volle kracht in het leven en op het punt aan zijn wezenlijke bestemming en opdracht te beginnen.
Zijn doop in de Jordaan is als een voorafbeelding van de weg die Hij zal gaan. Het is ook een voorafbeelding van onze weg als wij Hem willen volgen.
Bidden wij met en voor elkaar dat wij de Weg met Hem mogen gaan en smeken wij om de zegen van de Eeuwige, Die ons aanspreekt, de Leven die die ons ziet.

Meditatie bij een lied:

Wie ingaat tot dit water
gaat in tot Die het water schiep
de liefde van de Vader
is als het water diep.

En de geest van God zweefde over de wateren… ….
En God peilde de diepte van de wateren,
de diepte waaruit Hij de schepping tot aanzijn riep.
De diepte die als onderstroom het leven vergezelt:
de chaos, de strijd, de pijn, het duister,
de dood het niet-weten… ..
De stroom van het leven kan ons overspoelen,
we kunnen kopje onder gaan,
dan worden wij gedoopt in het leven
ls wij de diepte willen wagen
als we toelaten dat God ons peilt
tot in hart en nieren,
tot in de schuilhoeken van onze geest;
als wij het toelaten, en meegeven aan de afdaling:
de exodus en doortocht…
als wij de oude mens loslaten,
als wij bereid zijn het stof uit onze ogen te laten wassen.

Wie ingaat tot dit water
gaat met Die inging in ons vlees
de Zoon van de genade
die uit de dood herrees,

Wij staan in een verhaal, een eigen verhaal,
maar ook in een gemeenschapsverhaal,
een gezins- of familieverhaal,
een nationaal verhaal, een geschiedenis.
– Wie overziet het nog?
En wij leven in die verhalen
en die verhalen leven in ons.
– Wie kent de samenhang?
Johannes en Jezus buigen zich
voor het verhaal dat hen overstijgt,
om te vervullen wat nog verborgen is;
om gerechtigheid te vervullen:
niet om onrecht te herstellen maar
om veel méér te doen dan wat gevraagd wordt.
De rechter schaart zich in de rij van de zondaars.
Hij die zonder zonde is
daalt af in de diepte van het mens-zijn.
Hij neemt ons mens-zijn op in zijn afdaling
en draagt het tot in het diepste diep.

Wie ingaat tot dit water
ontvangt Die op het water zweeft
die is uit Zoon en Vader
de Geest die eeuwig leeft.

En het water ontvangt kracht
uit de afdaling van de Mensenzoon.
Het wordt zuiverend en heiligend water,
water dat het stof uit onze ogen wast.
Wie met uitgewassen ogen nieuw gaat zien
kan de duif ontwaren
die — net als na de zondvloed – verlossing meldt;
kan het licht zien dalen
over een nieuwe schepping: de nieuwe mens.
En weer zweeft de geest van God over de wateren
en daalt neer met een heel eigen kracht.
Een kracht tot zalving en zending.
En uit het water rijst méér op
dan er in neerdaalde.

En opstaand uit het water
vergeet hij ‘t land dat hij verliet
omdat hij land en water
opnieuw geboren ziet.

Wie met de Gezalfde opstaat uit het water
staat voor een intocht,
een intocht in een altijd nieuw verhaal,
een verhaal van belofte en bestemming;
een verhaal van langzame onthulling
onthulling van het geheim
dat van een knecht een zoon maakt,
van een dienares een dochter,
van een uitverkorene een veelgeliefde.
En vanuit de diepte
van de liefde van de Vader
zal een stem getuigen
ter bevestiging, ter bekrachtiging.
Een nieuwe mens is opgestaan
gezalfd tot ongehoorde dingen
en gezegend in de Naam van de Heer.