Lucas 13,1-9 – zr. Emmanuel

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, tochtgenoten onderweg, van harte welkom in deze vigilie van de derde zondag van de Veertigdagentijd. Vorige week was de berg Tabor onze pleisterplaats. Met de leerlingen zagen we Jezus omstraald door een helder licht, en met hen werden we iets van Gods aanwezigheid gewaar, omgeven door een wolk. Maar net als de leerlingen konden wij die ervaring niet vasthouden, konden wij niet blijven. Ook wij moesten de berg af en verder trekken, de woestijn weer in. Deze zondag bevinden wij ons niet langer in het licht, maar is de dorre leegte van de woestijn weer onze realiteit.
Voor onze pelgrim is die dorheid, die leegte aanleiding om wat te mijmeren rond het Evangelie van deze zondag. Daarin verhaalt Lucas ons een gelijkenis die Jezus zijn leerlingen – en dus ook ons – voorhoudt. De gelijkenis van de vijgenboom zonder vrucht. Hoe gaan wij, mensen, om met dorheid en onvruchtbaarheid, met het uitblijven van vruchten? En hoe gaat God daarmee om? Wat wil God ons leren door onze weg niet enkel langs lichtende, vruchtbare plekken te leiden, maar ook doorheen leegte, dorheid en onvruchtbaarheid…?
Laten wij gaan luisteren naar het Evangelie, opdat ook wij erdoor gevormd en omgevormd worden, en gesterkt voor onze verdere tocht.

Mijmeringen van een pelgrim:

Toegegeven, het gaat met ups en downs, maar toch: het heeft wel iets, die kaalheid en dorheid hier in de woestijn. Op de een of andere manier brengt die leegheid rust, schept hij ruimte. Ook dit woestijnlandschap heeft zijn plek binnen het geheel van Gods schepping. Ja, deze dorheid en leegte mogen er zijn.
Hoe anders kijk ik meestal naar de dorheid en leegte in mijn eigen leven, realiseer ik me nu. Daar ben ik meer zoals de eigenaar van de wijngaard in de gelijkenis van Jezus: ‘Hak hem om!’ De eigenaar kan de onvruchtbare vijgenboom niet verdragen, die is hem een doorn in het oog, hij wil hem omhakken, uitroeien met wortel en tak. Als ik dat vertaal naar mijn eigen leven, en – laat ik het wat breder trekken – dat van veel mensen vandaag de dag, dan vraag ik me af of wij zoveel anders zijn. Dorheid en onvruchtbaarheid in ons eigen leven kunnen we maar moeilijk verdragen. Onze reactie op ons falen, tekort schieten, mislukken is vaak ook: weg ermee. Het mag er niet zijn. Nee, onze onvruchtbaarheid tonen we niet, en de moeizaamheid en taaiheid van het groeien en tot bloei komen evenmin. Liever laten we onze vruchten zien, onze successen, onze talenten; zoals de eigenaar in de gelijkenis liever een prachtige, bloeiende wijngaard laat zien. Voor die onvruchtbare vijgenboom, voor falen en mislukken is geen plaats.
Kijk alleen al naar de wijze waarop we ons presenteren op de sociale media. We tonen daar nagenoeg alleen onze successen, en de foto’s waarop we op ons mooist zijn. We creëren er het perfecte plaatje, het plaatje waarvan we tegelijk ook allemaal weten dat het niet bestaat. Iedereen heeft een onvruchtbare vijgenboom in de wijngaard van zijn of haar leven. Wat jammer toch, dat die boom er eigenlijk niet mag zijn. En wat zou het mooi zijn, als we onze houding konden veranderen in de houding van de wijngaardenier, de houding van Jezus. Die houding is er eerst en vooral een van barmhartigheid. Van liefdevolle aandacht en zorg. Ja, wat zou het mooi zijn als we zo konden omgaan met ons falen en mislukken, met het vooralsnog uitblijven van vruchten. Dat we onze eigen vijgenboom en die van de ander met liefdevolle aandacht en zorg zouden omgeven. Dat we noch elkaar noch onszelf afserveren wanneer we falen, maar handelen vanuit barmhartigheid.
Als we dat doen, dragen we dan niet reeds de vruchten van het Koninkrijk van God? Zijn dat dan niet onmiskenbaar tekenen van groei van het Koninkrijk midden onder ons?
De vijgenboom hoort in de wijngaard, en verdient onze aandacht en zorg. Volgens mij is dat de bekering waartoe we deze zondag uitgedaagd worden…