Bidden, dat is onze hoofdtaak als clarissen. Het is ons dagelijks werk en meer nog, onze roeping. Maar wat betekent dat concreet? Eén van de mooie dingen van gebed is precies dat het niet alleen maar op bepaalde tijden en plaatsen kan, maar overal en altijd. Er zijn zoveel verschillende manieren van bidden als er mensen zijn, en ook iedere mens kan op ontelbare verschillende manieren bidden. Maar een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk is voor mij toch wel: luisteren, een houding van openheid. Het lawaai van mijn eigen gedachten stil laten vallen – of minstens daar een stille toeschouwer bij worden – in het besef dat er een grotere en veel wezenlijker werkelijkheid is die mij aan wil spreken.
Toch is bidden daarmee geen eenrichtingsverkeer. In feite zijn er steeds twee bewegingen, die beurtelings op de voorgrond staan maar steeds ook hecht met elkaar verbonden zijn. In het getijdengebed, bijvoorbeeld, ligt de nadruk meer op de beweging van mij naar God toe, in de woorden die ik uitspreek en zing, terwijl in de stille meditatie van het persoonlijk gebed de ontvankelijkheid meer centraal staat. En toch: vaak kan het biddend zingen van de psalmen wel beginnen als een uitgaande beweging, maar gaandeweg wordt het dan steeds meer tot een ruimte van luisteren, waarin ik zelf aangesproken word. En andersom: in de stille ontvankelijkheid van het gebed kan er een beweging opwellen, een geraaktheid die erom vraagt uitgedrukt te worden.
Een plek waar deze twee bewegingen van het gebed voor mij op een harmonische manier samenkomen, is bij de harp. Ik voel me bevoorrecht dat ik door de gemeenschap gevraagd ben mij te bekwamen in het bespelen van dit instrument; regelmatig begeleid ik onze vieringen en ik oefen vrijwel dagelijks. Voor mij is dit echt: bidden met mijn vingers. Natuurlijk zijn er ook wel momenten van gewoon keihard studeren, maar zelfs dan is er als het ware – als ik goed oplet – een stil gesprek met God gaande.
De harp is een heel direct instrument: de klank wordt rechtstreeks bepaald door het contact van je vingers met de snaren. Dat maakt het ook heel persoonlijk. In de druk van mijn vingers op de snaren druk ik mij uit, verhef ik de stem van mijn ziel tot God, en tegelijk kan ik in verwondering luisteren naar de muziek die door mij heen, maar gevoelsmatig toch haast buiten mij om, geboren wordt. Ik ben er helemaal in aanwezig, maar tegelijk ben ik er in zekere zin ook helemaal in ‘weg’. Misschien is dat uiteindelijk nog wel het meest kenmerkende van gebed: zozeer aanwezig zijn dat je jezelf vergeet, dus ‘afwezig’ bent. Zoals ook God zozeer de alomtegenwoordige Aanwezige is, dat wij dit vaak voor afwezigheid aanzien.
Zo is harp spelen is voor mij bij uitstek een vorm van luisteren naar God, luisteren naar mijn medezusters, en daar met hart en ziel, ja met heel mijn leven antwoord op geven. Ik hoop dat het mij gegeven wordt dit nog lang zo te mogen doen.
zr. Rebecca osc