Lucas 6,39-45 – zr. Johanna

Overweging:

“Ik ben oké – jij niet. Maar ik kan je helpen om ook oké te worden; door mijn wijze raad.” Dat is de houding waar Jezus hier de draak mee steekt. Je kunt over de tekorten van een ander mens helemaal geen oordeel hebben als je je zelf niet kent… Hoe kun je zien waar je blind bent als je niet kunt zien? Natuurlijk kan een blinde een andere blinde niet de weg wijzen. Maar hoe weet je dat je blind bent, terwijl je dingen toch heel duidelijk meent te zien? Het valt niet mee om aan iemand die kleurenblind is uit te leggen wat rood en groen is. Maar het wordt echt onmogelijk wanneer een kleurenblinde dat aan een andere kleurenblinde moet gaan doen. Jezus zegt: precies daar ben je mee bezig wanneer je tegen een ander mens zegt: “Laat me eens even naar je ogen kijken want daar zit een splinter in; je kunt de dingen niet goed zien”.
Jezus laat daar onmiddellijk op volgen: “Jullie zijn niet meer dan je meester”. Hij zelf is hun meester, en Hij zegt: oordeel niet!
‘Je hóeft helemaal niet te oordelen. Je hoeft maar eenvoudig naar de vrucht te kijken. Is die goed dan deugt de boom; is die slecht dan deugt hij niet’. Als je eigen hart goed is, kun je goede en slechte vruchten onmiddellijk onderscheiden en heb je geen oordeel nodig. Is je hart niet goed, dan is elk oordeel dat je uitspreekt fout’. Alles hangt af van de kwaliteit van je eigen hart. En zo lang je meent over een ander te kunnen oordelen, zit daar precies de dikke balk in je eigen oog en ben je zelf niet oké. “Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over”.
Jezus zegt: wanneer je je zelf niet kent, kun je geen oordeel over anderen hebben. Hij weet dat er zo iets in een mens bestaat als verborgen en goede en boze ‘machten’ die het denken van een mens bepalen en zijn gedrag beïnvloeden. Hij is de Mensenzoon die op de berg in gebed was en in dit gebed vernam wat Hij aan zijn leerlingen moest zeggen. Hij zegt niet dat – wanneer je de balk in je eigen oog onderkend hebt – je wél mag oordelen. Eerder suggereert Hij dat – wanneer je die balk onderkend hebt – de lust je wel zal vergaan om over een ander een oordeel te hebben. Want wanneer je in je gebed voor het Aangezicht van God treedt, ervaar je daar dat je niet méér bent dan je meester – de Mensenzoon. En díe oordeelt niet. Voor Gods Aangezicht erken je dat elk mens leeft uit Gods Mededogen, jij zelf in eerste instantie, en dat God zijn zon laat opgaan over goeden en kwaden, zonder onderscheid. Dáár kun je leren dat je dikste balk precies bestaat in je houding over anderen te willen oordelen en je zelf tot – natuurlijk goedwillende! – rechter te maken over je medemensen. Wanneer je dat in je zelf, in je hart laat wortelen, zul je een ander kunnen helpen met zijn splinter; zonder over hem of haar te oordelen. Of je zult erkennen dat dat nu buiten het vermogen van je hart gaat. Je probeert dan te helpen; zonder oordeel. Dat is de paradox: wie niet oordeelt, heeft het juiste zicht. Als je niet oordeelt, kun je de weg helpen vrij maken voor de Waarheid van andermans leven. Die kan dan pas (een beetje) voor je zichtbaar worden. Franciscus van Assisi was daar een meester in. Van hem is het beroemde verhaal bekend van een gardiaan die rovers en zwervers van de poort van het klooster had weggejaagd en dit vol trots aan Franciscus vertelde. Franciscus kwam net terug van een bedeltocht en had een kruikje wijn en wat broodjes gekregen. Hij zei tegen de gardiaan: ga die onmiddellijk aan de rovers brengen, verontschuldig je, betuig hun je respect en geef hun dit brood en deze wijn. De gardiaan zocht de rovers, vond ze, en deed wat hem was opgedragen. De rovers waren diep getroffen, doorzagen hun onrecht en – zoals dat in al die verhalen gebeurt – bekeerden zich. Geen oordeel maar mededogen en respect.

Je kunt Jezus’ richtlijn zien als een gedragsregel. Dan leg je je er op toe geen oordeel over anderen uit te spreken. Je motivatie is heel simpel: zo is het voorgeschreven, zo doe ik het dus. Zoals we met verkeersregels omgaan.
Je kunt de richtlijn ook zien als een norm. Dan is het méér dan een gedragsregel; het wordt uitdrukking van een waarde: respect, het algemeen welzijn, mededogen, een goed voorbeeld voor je kinderen. Dat is al heel wat meer. Je hebt een veel diepere motivatie en dus een ander perspectief.
Franciscus doet nóg meer: hij houdt zich niet alleen aan de regel, cultiveert ook niet alleen menselijke waarden ten aanzien van de boeven, maar hij bewijst hun uitdrukkelijk respect, deelt zijn armoede met hen en nodigt ze daardoor uit tot een nieuw besef van hun boevengedrag.
Waar haalt hij dat vandaan?
Op die vraag kun je van alles invullen. Ik stel het me zo voor: Jezus spreekt de veldrede uit na en als vrucht van zijn gebed op de berg. Daar heeft Hij contact met de Oorsprong, de Bron van de Geestesadem die in Hem leeft. Daar proeft Hij hoe God is: zijn Adem gaat door heel de schepping en geeft aan alles leven, gunt aan alles en allen het leven. “Op de berg” maakt Hij zichzelf vrij voor deze Adem Gods en opent zijn hart om er geheel van doorademd te worden. Hij ontdekt en verzorgt er de Ware Zin van zijn eigen leven en zijn menselijk bestaan. Die Zin is: ruimte maken voor deze Adem opdat door Hem de schepping en de mensen tot voltooiing kunnen komen. Daarin past geen oordeel over de mens; wél het bevrijden van de mens uit alles wat hem veroordelenswaardig maakt.
Zo keert Hij terug naar de vlakte waar de mensen Hem opwachten: zalig zijn jullie als jullie niet oordelen, als je de menselijke regels overstijgt, menselijke normen achter je laat en zo transparant wordt voor wat Mijn Vader met de mensen voor heeft. Dan kan Gods Adem in je denken en doen doorwerken en kun je leven om je heen verspreiden. Zo hoor je bij Mijn Vader. Zo geef je Hem de gelegenheid zijn Beeld in je leven uit te werken. Zo breng je uit de schat van goedheid in je hart het goede te voorschijn, vanzelf en voor iedereen duidelijk. Dat is een totaal andere motivatie. Het is eigenlijk niet eens wat wij ‘motivatie’ noemen. Het is Gods Vuur dat in ons oplicht en werkt.
De schat is het Vuur van God Zelf die ieder van ons als mens doet bestaan, het hart is de plaats waar je door God ‘op de berg’ wordt gevormd, het goede is al datgene waar je hart dan van overloopt.