Matteüs 5,38-48 – zr. Edith

Inleiding:

Zusters en broeders, u allen van harte welkom. We horen deze avond geen gemakkelijk gedeelte
uit de Bergrede van Jezus. Hij gaat een stap verder dan wat in de Thora staat. ‘Jullie hebben
gehoord dat er gezegd is, maar ik zeg …’. Hoe ga je om met onrecht, als je gekwetst wordt, met
kwaad dat je wordt aangedaan?Wanneer men de ander in zijn anders-zijn maar moeilijk kan
aanvaarden, kunnen opwinding en woede snel worden geprikkeld. Opwinding, woede, wraak en
wrok, het zijn gevoelens zo oud als de mensheid. Zelfs de woestijnmonniken hebben er last van
gehad. Ze waren uitermate waakzaam om elke aanleiding daartoe te vermijden. Ook Franciscus
heeft er op zijn beurt twee Wijsheidsspreuken aan gewijd. En wie van ons in eigen hart kijkt, zal
moeten bekennen dat een woede-uitbarsting van binnen uit ontspringt. Laten wij daarom deze
viering samen beginnen met een gezongen gebed: ‘Doe over ons opgaan, het licht van uw ogen (…).
Vernieuw ons hart’.

Overweging:

Hebt u ook even diep gezucht bij de woorden van Jezus? Wat wil Hij met dat: ‘maar ik zeg je …’. Hij wil
aan de Thora niets afdoen, maar afstemmen op de komst van het Rijk van God. In vroegere tijden had het
‘oog om oog en tand om tand’ blijkbaar een halt toegeroepen aan wrok, haat of geweld, omdat het
evenwicht was hersteld. Maar de praktijk had geleerd dat die ‘wet van gelijkheid’ toch niet kon voldoen.
Jezus doorbreekt met zijn schokkende uitspraak de vicieuze cirkel van het kwaad: de spiraal van geweld,
die voortkomt uit haat en wrok en neerkomt op wraak nemen.
Is Jezus’ oproep toch niet wat naïef? Overschat Hij zijn toehoorders? Wanneer je een klap op je
wang krijgt, is het niet vanzelfsprekend dat je de andere wang toekeert. Je voelt je diep vernederd en
gekrenkt. Het is een waagstuk. De eerste reactie is terugslaan. En toch: de schok door het onverwachte
verlamt de negatieve agressie van de dader: wat heb ik gedaan?
Zo ook als je van iets wordt beroofd. Een woestijnvader werd eens door rovers overvallen en van
alles beroofd. Ze hadden alles meegenomen, behalve de kookpot buiten de kluis. De monnik kwam niet in
opstand, maar hij ging de rovers achterna en gaf hen ook de kookpot: ‘Hé, de kookpot hebben jullie niet
gezien.’ De rovers waren verbouwereerd en brachten alles terug. Geraakt door zo’n innerlijk vrijheid
vroegen ze of ze dicht bij hem mochten komen wonen en leerling van hem worden.
Maar wat doe je met een vijand, die je ook nog moet beminnen? Vraagt Jezus nu echt het
onmogelijke? En is ook Franciscus met zijn Spreuk niet naïef? ‘Hij heeft zijn vijand echt lief, die zich door
het onrecht dat die hem aandoet, niet gekrenkt acht, maar omwille van de liefde van God brandende pijn
voelt over de zonde van diens ziel. En hij moet hem met daden zijn liefde betuigen.’
Toch ligt hier een diepe wijsheid in verborgen. Jezus biedt de sleutel aan met: ‘Bidt voor wie je
vervolgen.’ Wanneer je het aandurft te bidden: ‘Geef mij een hart, doorzichtig en zuiver’ en vervolgens
degene die je echt kwaad heeft berokkend, toevertrouwt aan Gods barmhartigheid, gebeurt er wat met jou.
Je gaat je ‘vijand’, ondanks alles, met gezuiverde ogen zien als een mens, door God geliefd en die, zoals
jijzelf, de genezende goedheid van Hem nodig heeft. Bidden doorbreekt het vijandige denken en tempert
wraakgevoelens. Het kan echt.
Nog niet zo lang geleden werd ik getroffen door een verhaal in het Brabants Dagblad. Een vrouw
van 80 jaar was in Breda bij het oversteken overreden en zwaar gewond. De dader was doorgereden. Pas
hersteld van een eerste operatie heeft zij de dader in de gevangenis opgezocht. Later heeft zij hem bij haar
thuis uitgenodigd en hem van harte vergeven. Hij heeft spijt betuigd en vroeg of hij iets voor haar kon doen.
Ze vroeg hem om haar tuin bij te houden, omdat ze dat nu niet meer kan. Hij houdt nu regelmatig haar tuin
bij. Een mens valt in zijn diepste wezenskern nooit samen met het kwaad dat hij heeft aangericht.
Maar wie is echt je vijand? Johannes Cassianus, die de wijsheid van de woestijnmonniken naar de
Westen bracht, zegt: ‘We moeten de vijand van buitenaf niet vrezen. In onszelf ligt de vijand besloten en hij
voert dagelijks oorlog met ons’. Instellingen,5:21). Zo ook Franciscus in zijn Spreuk: ‘Iedereen heeft de
vijand in zijn eigen macht, namelijk de zelfzucht, de bron van zonde.’ Onze gevoelens zijn we niet altijd de
baas. Ze kunnen ons onverwacht in de greep krijgen en blijven ‘vervolgen’. Maar wanneer we de
verantwoordelijkheid ervoor op ons durven nemen, kunnen we ze overwinnen. Hier geldt eveneens Jezus’
oproep: ‘Bid voor je vijand’. In zijn barmhartige Ruimte zal de genezende kracht van zijn liefde ons helpen
waakzaam te worden en de kring van het kwaad in onszelf te doorbreken. Bij God is niets onmogelijk.
‘Wees dus onverdeeld goed, zoals ook uw hemelse Vader onverdeeld goed is’. Laten wij nu even stil zijn en
dat Goede koesteren, opdat wij dragers van vrede worden.