Matteüs 1,18-24 – zr. Emmanuel
Inleiding:
Broeders en zusters in Christus, wij allen die hier aanwezig zijn mogen ons welkom weten in de ruimte en de liefde van God die is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Amen.
Nog maar enkele dagen en het is Kerstmis. Dan vieren en gedenken wij opnieuw dat grote, ongehoorde mysterie van Gods menswording. Toen, in Bethlehem. Maar ook nu, in de harten van de mensen, in ieder van ons, in u, in mij.
Hoe moeten, hoe mogen en kunnen wij ons tot dat mysterie verhouden? Zijn we er klaar voor om dat mysterie aan ons te laten gebeuren, om God werkelijk in ons leven toe te laten, zoals Hij dat wil? Of schrikken we ervoor terug?
De psalmist laat ons niet alleen, en zegt ons ook deze zondag: ‘Keer u stil tot de Heer en verbeid Hem.’
In het Evangelie horen we hoe ook Jozef zich, uit schroom voor het mysterie, in stilte terugtrekt en zich tot de Heer keert. Hem wordt een teken gegeven. Zal dat teken ook ons gegeven zijn? En kunnen wij het verstaan?
Bezinning:
De evangelist Matteüs vermeldt het zo terloops dat we bijna over die intrigerende woorden heen zouden lezen: ‘Toen Maria verloofd was met Jozef, bleek zij, voordat ze gingen samenwonen, zwanger van de Heilige Geest.’ Niet zomaar zwanger, maar van de Heilige Geest. Maar waaruit bleek dat dan? Bij de evangelist Lucas is het de engel die dat Maria aankondigt, maar Matteüs zegt daar niets over. Hij begint zijn Evangelie met een stamboom en verhaalt vervolgens in een adem door van de geboorte van Jezus met de woorden die wij zojuist gehoord hebben.
‘Zij bleek zwanger van de Heilige Geest.’ Matteüs laat het mysterie een mysterie. Hij verhaalt ons slechts hoe Jozef zich tot dat mysterie verhoudt.
Jozefs eerste reactie is er een van schroom, van vrees. Hij trekt zich terug in de stilte om alles in zijn hart te overwegen. En hij heeft veel te overwegen. Verloofd met Maria zal hij vast een beeld hebben van hun leven samen, plannen hebben – of minstens de wens – om een gezin te stichten. En nu breekt God zelf bij hem binnen op een wijze die Jozef nooit had kunnen vermoeden, en worden al zijn plannen in de war gegooid. God zelf wil mens worden, wil geboren worden, in en door Jozef. Zich bewust van dat grote mysterie, is Jozef zich ook bewust van zijn eigen kleinheid – en bevreesd trekt hij zich terug. Wie is hij, dat God zelf door hem ontvangen wil worden, in hem geboren wil worden? Wie is hij, dat God zelf zich aan hem wil toevertrouwen, zich onder zijn hoede plaatst?
Doch in zijn vrees blijft Jozef bereikbaar voor God, gevoelig voor een teken van Godswege. Anders dan Achaz, die God niet om een teken wilde vragen – want God mocht weleens iets anders willen dan hij wilde – keert Jozef zich tot de Heer om alles van Hem te verwachten.
En Jozef krijgt een teken. Een engel van de Heer verschijnt hem en zegt hem aan: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd!’ Wees niet bevreesd, maar omarm het mysterie. Laat het aan je gebeuren. Ontvang Hem die in jou geboren wil worden, in jou tot leven wil komen en met jou een levende relatie wil aangaan. En geef Hem daartoe een naam.
Over enkele dagen is het Kerstmis, dan gedenken en vieren wij het ongehoorde: dat God zelf mens geworden is en mens wil worden in ons. Hoe verhouden wij ons tot dat mysterie? Durven wij het aan ons te laten gebeuren, het te omarmen? Zijn wij er klaar voor om God werkelijk in ons leven toe te laten, zoals Hij dat wil? God wil in ons geboren worden, en ons nabij zijn op een wijze die al onze verwachtingen te boven gaat. God zelf wil een levende relatie met ons, dat wij met Hem zijn zoals Hij met ons is.