Micha 5,1-4a  –  zr. Emmanuël

Inleiding

De profeet Micha sluit vanavond het rijtje profeten van wie we deze Advent hoorden, en verwoordt nog één keer een droom, Gods droom. Over enkele dagen is het Kerstmis. Dan vieren we dat die droom van God in vervulling gaat, vlees en bloed wordt in de geboorte van zijn Zoon. Alles in Jezus, vanaf het prille begin van zijn leven, maakt zichtbaar hoe God ons, zijn mensen, droomt. Hoe Hij ons gewild heeft en nog wilt: geschapen uit liefde, met geen ander doel dan die liefde te leven.
Gods droom. Vieren wij met Kerstmis inderdaad de vervulling ervan? Of vieren wij eerder dat God zijn droom aan ons heeft toevertrouwd, in de dubbele betekenis van dat woord? Hij laat ons zien hoe mooi het kan zijn, ‘zeer goed’. En tegelijk laat Hij ons vrij, legt Hij de vervulling van die droom in onze handen.
De profeten maakten ons in deze Advent vertrouwd met die droom. Dat de mens die God voor ogen heeft niet gevrijwaard is van lijden en duisternis, maar in en doorheen die duisternis zicht blijft houden op het licht. Dat zo’n mens leeft van Gods barmhartigheid en genade, en daarin vreugde vindt. Dat ware vreugde de aanwezigheid van God inhoudt, Die zwijgt in zijn liefde. En vanavond horen we Micha. Laten we in deze viering ons oor bij hem te luisteren leggen.

Bezinning

In zijn boek ‘Nederigheid en dienstbaarheid. Het neerwaartse pad van Christus’ schrijft Henri Nouwen: ‘Wij kunnen moeilijk geloven dat de redding kwam van het overblijfsel van Israël. Wij kunnen nauwelijks aannemen dat iets uitzonderlijk goeds kwam van een plaats waar niemand ooit van gehoord had. Het is voor ons moeilijk te geloven dat onze God een God is die zich liet zien als een slaaf.’ Tot zover Henri Nouwen. Wat hij er maar mee wil zeggen is: onze God komt en openbaart zich heel gewoon, onopvallend. Ontstellend gewoon en onopvallend. Ongehoord.
Ook de profeet Micha begint met de onopvallendheid van de komst van de Messias: ‘Dit zegt de Heer: “Gij, Betlehem Efrata, het kleinste onder Juda’s geslachten, uit u zal geboren worden, hij die over Israël moet heersen.’
Het kleinste onder Juda’s geslachten. Het is opvallend hoe subtiel verschillend deze zin in verschillende vertalingen luidt. Subtiel, maar wezenlijk verschillend. In een andere katholieke Bijbelvertaling luidt het: ‘Gij echter, Betlehem in Efrata, al zijt gij klein onder Juda’s geslachten, toch zal er, zeg Ik, iemand uit u komen die over Israël gaat heersen.’ Hier wordt het ontstellende van de kleinheid en onopvallendheid van Gods komst al een beetje verzacht. De evangelist Matteüs bedient zich van de Griekse vertaling wanneer hij het vers aanhaalt: ‘En gij, Betlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman tevoorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël.’ Elke vertaling is interpretatie, maar hier wordt de geringheid en onopvallendheid bijna weggepoetst. En weer heel anders klinkt het in de protestantse Nieuwe Bijbelvertaling: ‘Uit jou, Bethlehem, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, uit jou komt…’ Deze vertaling scherpt het juist aan: te klein, te onbeduidend.
Het zijn allemaal interpretaties, maar voor ons is het in elk geval belangrijk het ontstellende karakter van Gods komst te laten staan, het uit te houden in de spanning. De kleinheid van Bethlehem is niet iets idyllisch, als was het een pittoresk dorpje. Nee, Bethlehem is écht onbeduidend, onopvallend, niets bijzonders. Het is van belang om het ontstellende karakter van Gods komst vast te houden, want het gaat uiteindelijk niet meer enkel om Bethlehem, maar om ons. Om onze kleinheid en onbeduidendheid. Wij, mensen, zijn zo vaak geneigd ons groter voor te doen dan we zijn. We willen wat voorstellen, het idee dat we klein en onbeduidend zijn is een schrikbeeld voor ons. Want wat stellen wij dan nog voor, wie ziet ons dan nog? Maar God heeft juist een oogje op ons in onze kleinheid. God droomt ervan dat Hij juist mag komen in onze onbeduidendheid, om ons te laten ervaren dat Hij ons bemint om niet, dat wij niets hoeven te doen om zijn liefde te verdienen. Dat is het ongehoorde van Gods komst, dat is de droom die Hij ons toevertrouwt. Laten wij die droom in vervulling gaan?