Mattheüs 11,2-11 – zr. Rebecca

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, wij allen die hier aanwezig zijn mogen ons welkom weten in God die is: Vader, Zoon en Heilige Geest.
We vieren dit weekend de derde zondag van de Advent, zondag ‘Gaudete’, wanneer het verstilde paars van de Advent even van kleur verschiet en het licht en de vreugde van Kerstmis beginnen door te schemeren.
‘Keer u stil tot de Heer en verbeid Hem.’ Deze psalmwoorden zijn onze leidraad in deze adventstijd: een tijd van stilte en inkeer, een tijd van verwijlen bij het grote mysterie van de menswording die zich van Godswege wil voltrekken, ook in ons. Het is ook een tijd van verwachting. Daar horen we in het evangelie ook over: de verwachtingen van Johannes de Doper, de verwachtingen van de menigte die door Jezus wordt toegesproken. Wat zijn onze verwachtingen? Als wij stil worden en ons tot de Heer keren, wat verwachten wij dan? Een antwoord dat op deze zondag ‘Gaudete’ voor de hand ligt, maar waar denk ik ook veel waarheid in zit, is dat we verwachten gelukkig te worden. Maar wat als het anders loopt dan we gedacht hadden, als de stilte ons, zoals Johannes de Doper, alleen maar meer twijfels lijkt te brengen? Waar is dan de vreugde te vinden die ons deze zondag aangezegd wordt?

Bezinning:

‘Zijt Gij de komende, of hebben wij een ander te verwachten?’ Het is een prangende vraag van Johannes, een vraag waar veel, zo niet alles, voor hem van afhangt. Ben Jij degene op wie ik heb gewacht, voor wie ik de weg bereid heb en naar wie ik zo verlangend heb uitgezien? Al zijn onzekerheid klinkt erin door. Een definitief en bevredigend antwoord heeft hij niet, en krijgt hij ook niet. Alleen: ‘Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.’ Hij moet het uithouden met zijn onzekerheid, met een werkelijkheid die hij om zich heen ziet die voor meerderlei uitleg vatbaar is, zonder definitief antwoord om zich aan vast te houden.
En is dit niet ook onze realiteit? Wanneer wij stil worden en ons inkeren, wanneer wij ons hebben bekeerd, toegekeerd naar God, dan komt ook aan het licht dat wij in feite heel wat verwachtingen koesteren rondom Gods komst. Wij hebben ideeën bij wie Hij is en wat Hij zal doen, bij wat dat voor ons leven zal betekenen. Wij willen gelukkig worden en zijn. God wil toch immers ook ons geluk? Dit zal ik zeker niet ontkennen, dat God wil dat wij mensen gelukkig zijn. Maar misschien wil Hij nog wel veel meer voor ons dan wij ons bij geluk voorstellen.
Vorige week hoorden we, hoe de stilte ons bij de confrontatie brengt met ons eigen tekortschieten en falen en ons zo oproept ons tot God te bekeren als de enige weg ten leven. Maar de stilte confronteert ons vervolgens ook met de verwachtingen die we ten aanzien van God koesteren, en met de weerbarstige realiteit van Gods niet-antwoord. Ja, wij willen gelukkig zijn, wij willen een God die ons troost, die ons geeft waar wij om vragen. Maar wat vragen en zoeken wij? Als we, zoals de menigte in het evangelie, naar de stilte van de woestijn getrokken zijn, zoeken we daar dan werkelijk de profeet, de boodschapper van Gods Woord? Of blijven we eigenlijk toch onszelf en onze eigen ideeën najagen? Durven we het aan om ons verlangende zoeken uit te houden en tot in de diepte te peilen? Dan, als we dat aandurven, kan de woestijn de plek worden waar Dag Hammarskjöld het over heeft als hij zegt: ‘Hier wordt het verlangen gezuiverd tot openheid: elke handeling voorbereiding, elke keuze een ja tegen het onbekende.’ (Merkstenen 1951)
Het verlangen wordt gezuiverd tot openheid. Onze verwachting klampt zich niet meer vast aan beelden van hoe Gods redding en zijn genade in ons leven eruit moeten zien, maar houdt het uit in de stille ruimte van openheid voor wat komen wil.
Menswording is uiterst concreet en weerbarstig. Soms lijkt het meer op geknoei dan iets anders, zoals het zich in een mensenleven afspeelt. Er gebeuren dingen die we niet voorzien en niet gewild hebben. We gaan daar soms meer en soms minder adequaat mee om. En het is precies dit broze en onvolmaakte leven waar God ons in tegemoet komt, waar Hij ‘ja’ tegen zegt. God neemt er geen genoegen mee dat wij de beste versie van onszelf worden die wij op eigen krachten kunnen worden. Hij laat zich niet begrenzen door onze eigen voorstellingen van een gelukkig leven. Nee, Hij is ons menszijn komen delen, opdat wij zouden gaan delen in zijn goddelijk leven. Wij zijn bestemd voor de vreugde deelgenoot te zijn aan Gods eigen wezen. Dat is de weg die Christus voor ons heeft geopend in zijn menswording: dat wij in zijn liefde beeld zouden worden van zijn godheid. Dit is de ware vreugde van Kerstmis, die al onze verwachtingen ver te boven gaat. Het komt binnen ons bereik, wanneer wij het uithouden met het verlangen van onze ziel, er ‘ja’ tegen zeggen en het volgen tot voorbij de horizon van alles wat wij zelf zouden kunnen verwachten.