Wijsheid 11,23-12,2 en Lucas 19,1-10 – zr. Rebecca

Inleiding:

Broeders en zusters in Christus, wij mogen ons allen welkom weten in de onmetelijke liefde van God, onze Schepper, Verlosser, Trooster en Redder. Zoals de schrijver van het boek Wijsheid deze zondag bidt: ‘Ja, alles spaart Gij, want alles is van U, en Gij heerst vol liefde over alles wat leeft! Uw onvergankelijke geest is aanwezig in alles wat bestaat.’ God houdt niet op ons te scheppen en in stand te houden, ieder ogenblik, en wil niets liever dan ons bevrijden uit de gevangenissen waar wij onszelf maar al te vaak toe veroordelen, om ons echte, vrije mensen te laten zijn voor zijn Aanschijn.
In het evangelie van deze zondag horen we over zo iemand die snakt naar bevrijding: Zacheüs. Iemand die te midden van alles wat hem in zijn leven in beslag nam toch besef had van zijn nood aan bevrijding, en die in Jezus daar de mogelijkheid toe herkende. Bij zijn verhaal wil ik vanavond nader met u stilstaan. Maar richten wij ons nu eerst met een gezongen gebed tot God.

Bezinning:

Een kleine, goedgeklede man in een boom, turend van tussen de takken als door de tralies van een gevangenis. Het is een bekend en sprekend beeld. Zacheüs, die wilde zien wie Jezus was. Als hoofdambtenaar van het tolwezen was hij in zeker opzicht een gezien man, minstens voor de Romeinse bezetter. Zijn volksgenoten zagen hem ook wel, maar dan vooral om hem weg te zetten als een zondaar, iemand die mensen afperst en met de bezetter heult.

Hoe zag hij zichzelf? Zoals zoveel mensen – ook vandaag – zat hij waarschijnlijk gevangen in het sociale systeem waarin hij zich aantrof. Hij deed wat nodig was om zich te handhaven en hij handelde zoals verwacht werd van iemand in zijn positie. Maar er was meer. Hij was ook in staat om vanuit een buitenperspectief naar zijn gevangenschap te kijken en het als zodanig te herkennen. Hij was zich bewust van een werkelijkheid die ‘vrijheid’ genoemd kan worden, en hij durfde zijn eigen verlangen daarnaar te erkennen. Hij wilde Jezus te zien krijgen. Hij wilde die onvergelijkelijke mens zien, waarvan men zei dat hij mensen met een enkele aanraking of blik kon bevrijden. Hij had dus weet van de scheppende liefde van God die in hem tot leven wilde komen.

Zo is Zacheüs dus een beeld van onze eigen dubbelzinnige werkelijkheid. We zitten gevangen in onze sociale systemen en beeldvorming, en tegelijk hebben we weet van een bevrijdende liefde die dat alles geheel en al te boven gaat. Zoals Zacheüs, moeten ook wij op een bepaald moment de menigte van onze beelden en dubbelzinnigheden vooruitsnellen en in een boom klimmen, de hoogte in, boven het dagelijks leven uit. Iets in ons weet die vrijheid feilloos te vinden, als we er maar op zouden durven vertrouwen.

En daar zitten we dan, tussen de takken. Voor de mensen slaan we waarschijnlijk een modderfiguur, maar dat deert ons niet. Voor ons bestaat er alleen dit ene moment, hier en nu, van gespannen uitzien naar de blik die ons bevrijden zal. En in datzelfde moment worden we onmiddellijk door Jezus gezien. Gezien en doorzien, ook in onze dubbelzinnigheid en angst, maar vooral ook in die innerlijke kern, waar we weet hebben van onze Oorsprong. Ja, in die blik worden we geboren, nieuw geboren als die mens van ontzagwekkende waardigheid en schoonheid die God in ons tevoorschijn kijkt.

We zullen nooit onszelf uit onze gevangenissen kunnen bevrijden. Maar als we ze herkennen voor wat ze zijn, kunnen we daarin kiezen om onze blik gericht te houden op het Gelaat van Hem die zelf ons leven en onze vrijheid is.