Marcus 10,46-52 – zr. Angela

Overweging

Hoe lang zou Bartimeüs daar al zitten, aan de kant van de weg, aan de rand van de samenleving? Hoe lang zou Bartimeüs daar al zitten, zonder te zien, maar zeker ook: zonder gezien te wórden. Voor de mensen in Jericho was hij al lang een vast onderdeel van het straatbeeld geworden, ze zagen hem niet meer. Of wilden ze hem niet zien? En als Bartimeüs dan eindelijk van zich laat horen, gunnen de mensen hem het licht in de ogen niet.
Maar Bartimeüs heeft het nieuwe geluid gehoord van die rabbi uit Nazareth en grijpt de kans die voor hem ligt met beide handen. Bartimeüs roept. Hij roept om medelijden, om bewogenheid. En Jezus ziet Bartimeüs, Hij wordt door medelijden bewogen.
De ervaring gezien te worden, zich gezien te weten, brengt veel teweeg bij Bartimeüs. Uiteindelijk is hij het, die in beweging komt. En is het zijn geloof in de barmhartigheid van God, ontsproten aan die ervaring van gezien te worden, dat bewerkt dat Bartimeüs kan zien. Ja, slechts wie zich gezien weet door God, door Hem gekoesterd en bemind, is in staat zelf te zien.
‘Ga, uw geloof heeft u genezen’, zegt Jezus tot Bartimeüs. Aan Bartimeüs de taak om die beweging van barmhartigheid te voltooien. Om op tocht te gaan, in het voetspoor van de Barmhartige.
Ook bij Peerke Donders loopt die beweging van barmhartigheid als een rode draad door zijn leven. Ook hij kende de bevrijdende ervaring van gezien te worden en vervolgens in staat te zijn om zelf te zien. Aanvankelijk zag niemand het in hem, bleef de droom die hij koesterde onzichtbaar en ogenschijnlijk onhaalbaar.
Met de kans om knecht te worden op het seminarie werd de droom weer levend, kreeg hij weer contact met de bron, hoorde hij weer de stem die hem aansprak. Net als bij Bartimeüs is het uiteindelijk het grote geloof en de geloofsijver van Peerke die maken dat hij de priesteropleiding mag doen, dat de priester die hij in wezen is, eindelijk gezien wordt. En ook Peerke komt onmiddellijk in beweging. Als de bisschop van Suriname priesters zoekt voor de missie in Suriname meldt hij zich als enige aan. In Suriname ziet Peerke de ellende van de slavernij en het leed van de melaatsen. Hij betoont zich een ware navolger van Christus en wordt door medelijden bewogen. Hij trekt naar de melaatsenkolonie op de voormalige plantage Batavia. Daar geeft hij de barmhartigheid van God handen en voeten, ten einde toe.
En wij? Ook wij zijn geroepen ons te voegen in de beweging van barmhartigheid, om te gaan in het voetspoor van de Barmhartige. Maar zijn onze ogen al helder genoeg om te kunnen zien? Ook voor ons begint dat bij de bron, bij de ervaring ons gezien te weten door God, door Hem gekoesterd en bemind. Maar staan wij daar wel genoeg bij stil? Wagen wij ons wel keer op keer onder zijn liefdevolle blik? Staan wij Hem wel toe ons te beminnen? Durven wij wel te geloven, écht te geloven, dat wij een kostbare parel zijn in de ogen van God? Dat valt ons lang niet gemakkelijk. En toch is dát geloof, dat waarachtige geloof, noodzakelijk om te bewerken dat wij kunnen zien. Dat dan aan ons mag gebeuren dat wij van binnenuit bewogen worden, en wij de barmhartigheid van God handen en voeten geven, op de plek waar wij zijn. Dan gaan wij, naar het voorbeeld van Bartimeüs en Peerke, in het voetspoor van Christus, in het voetspoor van de Barmhartige.