Marcus 10,17-30 – Zr. Margriet

Inleiding

We zongen het zojuist: Gelukkig is die dienaar, gehoorzaam die rijke mens.., het evangelie van deze zondag vertelt ons over die rijke jongeling voor wie het antwoord van Jezus, om alles los te laten en Hem te volgen, toch net een stap te ver is. Voor de franciscaanse familie een bekend evangelie, het loslaten van wat je bezit, dat aan de armen geven en Jezus volgen. Bij Franciscus en Clara speelt het door hun hele leven heen. Toen ik het verhaal deze keer las viel mij op dat ik dan meestal met het antwoord dat Jezus geeft, bezig ben en niet met de vraag aan Jezus, ook viel het me op dat Marcus het heeft over een man en dat er bij Mattheüs jongeling staat.
Daarover dadelijk meer, laten we nu eerst met een open oor en -hart luisteren naar wat Marcus ons vertelt in zijn evangelie.

Overweging

‘Een verlangen vult mijn wezen’, is dat zo, waar reikt mijn verlangen naar? Is het zoals de vraag van de jongeling, die vraagt wat te doen om eeuwig te kunnen leven? Toen ik mijn eerste stappen zette in dit leven als claris was die vraag naar eeuwig leven niet mijn prioriteit, dat hield me niet zo bezig, nee ik was verliefd op God en daarvoor dus hup weg, loslaten al die ballast. Maar ja in de loop van je leven ga je merken dat loslaten niet zo simpel is, nee het vraagt alles en dát kun je niet zelf. Loslaten, misschien kent u het verhaal van Kees. Kees wandelde in de bergen toen plotseling het pad verzakte waarop hij liep, met wild zwaaiende armen lukte het hem een tak op de berghelling vast te grijpen. En terwijl hij zich met alle macht vastklemde schreeuwde hij: Help! Help! Is er iemand daarboven? Wind waaide wolken uiteen en een stem sprak: Kees, Ik zal je redden, Ik ben al het goede, al het ware, al het zinvolle. Laat los Kees, Ik zal je redden. Laat los. Daar dacht Kees diep over na. Toen, met plotselinge overtuiging, keek hij langs de berg omhoog en riep: Is er nog iemand anders daarboven?
Bevinden we ons ook niet vaak in die positie dat we ons stevig vastklemmen aan wat we weten dat geen houvast geeft. Laten we los of klampen we ons vast? De jongeling, bij Mattheüs, staat voor een keuze aan het begin: welke weg zal hij gaan? Hij is bezig met; wat betekent het om mens te zijn, bezit ik mijn leven of is het een gave die ik heb ontvangen? Wat is dan de zin, wat is het doel in mijn leven. Als ik het goede doe, verdien ik daarvoor dan niet het eeuwig leven? Als ik het goede doe, geen groot kwaad, dan is er toch niets mis. Als ik anderen gelukkig maak, dat is toch prima. Toch klinkt ook ergens in hem, ja, maar als ik niemand mijn liefde kan geven, is mijn leven dan zinloos? Hij worstelt met zichzelf én met zijn bezittingen. Bezittingen, dat is toch geen ballast voor onderweg, daar kan hij immers goede dingen mee doen en er ook nog eens zelf van genieten. Hij maakt zijn keuze en gaat weg.
Jezus’ liefdevolle blik ziet hij niet.
Ook wij zitten met de vraag, is dat dan het doel van je leven, het perspectief van waaruit je leeft? Het goede doen en eeuwig leven verdienen? De rijke man, bij Marcus, heeft al wat langer geleefd, vanaf zijn jeugd doet hij al wat goed is, echter, eeuwig leven verdienen…, dat is niet meer echt een bevredigend antwoord voor hem. En eeuwigheid, is dat de zin van mijn leven, geloof ik daar nog in? Ach ja, en dan loslaten, wat is daar de zin van, alles draait immers om macht en geld en daarmee kan ik nog iemand zijn, heeft mijn leven zin. Ja, ik geef zélf wel zin aan mijn leven. Hij heeft zijn keuze gemaakt, zekerheid en veiligheid laat hij zijn leven bepalen en ook hij gaat.
Loslaten, wekt angst op, dan val ik in een leegte, in het niets en daar word ik doodsbang van, liever klamp ik me vast aan iets.
Loslaten, vallen in het niets, waar blijf ik dan? Angst kan dan als een allesbepalende kracht je leven gaan beheersen. Je wilt je vastklampen aan iets, want o dat schrikbeeld van die bodemloze put. Angst vraagt, wat heeft mijn leven voor zin als ik er geen zin meer in heb. Door de angst voel ik me verlamd, nutteloos, overbodig.
Toch staat daar Jezus met zijn liefdevolle blik, door alle kwetsuren in ons ziet Hij heen en Hij zegt: laat maar los, wees niet bang.
Vertrouw niet op eigen kracht, maar laat los, jouw vallen in die leegte, dat wordt bewegen in grenzeloosheid, je valt in het oneindige van Gods Gelaat. Kom, volg Mij. Waag de sprong.
En dan springen we én klampen we ons weer vast, telkens weer springen en vastklampen, springen en vastklampen, tot we uiteindelijk helemaal loslaten en opgaan in het Licht.
Dat overweldigend Mysterie waarvan de liefde meetrilt in elk deeltje van de schepping, een liefde waarvan je niet kunt scheiden, een liefde die niet sterft.