Lucas 10, 38-42 – zr. Emmanuel

Bezinning:

Ik ben een huis. In mij wonen twee zusters, Martha en Maria. Zij zijn werkelijk elkaars zusters. Dat wil zeggen: ze hebben elkaar nodig, ze vullen elkaar aan en verrijken elkaar. Ze zwaaien in mij om beurten met de scepter, en geven dan ieder hun heel eigen kleur aan mij.
Martha is de kordaatste van de twee. Wanneer zij de scepter zwaait gonst het in mij van de bedrijvigheid. Ze is als de sterke vrouw uit het boek der Spreuken, een harde werker die van aanpakken weet.
Haar manier van werken verraadt haar karakter. Ze is een vrouw van uitersten, van totaliteit. Zij kan zich helemaal geven in wat zij doet. Niet slechts een beetje, geen half werk, maar helemaal, totaal. Maat houden is dan ook moeilijk, maar zij beseft terdege dat de echte mateloosheid alleen voor de Eeuwige zelf is weggelegd…
Haar werken licht ook een tipje van de sluier van haar verlangen op: alles wat zij doet voor haar Heer te doen, met aandacht, zorg en toewijding. ’s Morgens staat zij op met het psalmwoord op haar lippen: ‘Hier ben ik, God, uw wil te doen is mijn vreugde!’ Dit psalmwoord bevat alles waar het Martha ten diepste om gaat: presentie, helemaal aanwezig zijn voor God, met heel haar hebben en houden, met haar talenten en beperkingen; een verlangen om met vreugde te doen wat God haar te doen geeft, en om in alles wat haar doorheen de dag gevraagd wordt Gods wil te beluisteren.
Soms ontaardt haar harde werken in hollen, rennen en vliegen. Dan laat ze zich in beslag nemen door de drukte, en zich afleiden van haar verlangen, van het ene noodzakelijke. Dan is het niet meer ‘Hier ben ik, God, uw wil te doen is mijn vreugde’, want haar ‘ik’ is ze voorbijgelopen en met Gods wil heeft het al helemaal niets meer van doen.
Dan is het Maria die haar weer terugvoert naar de Bron. Wanneer Maria de scepter zwaait daalt de stilte in mij neer. Dan adem ik het verlangen van het ‘er zomaar mogen zijn’, om niet. Maria verstaat de kunst om helemaal aanwezig te zijn in het zijn, zoals Martha in het doen. Om gewoon te gaan zitten aan de voeten van haar Heer, en daar te blijven zitten, in alle eenvoud, zoals zij op dat moment is. Om de vele dingen los te laten en zo ruimte en openheid te scheppen voor het ene noodzakelijke. Zij durft het stil te laten worden, om te luisteren naar de woorden van haar Heer, naar wat Hij haar te zeggen heeft. Zij durft het stil te laten worden, om te luisteren naar wat er in de diepte van haar ziel leeft, om in haar naar boven te laten komen wat door de drukte van alledag gemakkelijk ondergesneeuwd raakt. Zij durft het stil te laten worden, in en vanuit het verlangen haar Heer te kennen en zich door Hem te laten kennen. En vanuit die stilte staat zij dan samen met Martha op om eenstemmig te zeggen: ‘Hier ben ik, God, uw wil te doen is mijn vreugde!’